A2.40: Kantoor en vergaderingen

Bureau et réunions

Woordenschat (18)

 L'agenda: De agenda (French)

L'agenda

Show

De agenda Show

 La présentation: De presentatie (French)

La présentation

Show

De presentatie Show

 Le collègue: de collega (French)

Le collègue

Show

De collega Show

 La discussion: de bespreking (French)

La discussion

Show

De bespreking Show

 La décision: De beslissing (French)

La décision

Show

De beslissing Show

 Un engagement: Een verbintenis (French)

Un engagement

Show

Een verbintenis Show

 Vrai: echt (French)

Vrai

Show

Echt Show

 Faux: Nep (French)

Faux

Show

Nep Show

 Structurer (structureren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Structurer

Show

Structureren Show

 Discuter (bespreken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Discuter

Show

Bespreken Show

 Le rendez-vous: De afspraak (French)

Le rendez-vous

Show

De afspraak Show

 La salle de réunion: de vergaderruimte (French)

La salle de réunion

Show

De vergaderruimte Show

 Avoir une réunion: Een vergadering hebben (French)

Avoir une réunion

Show

Een vergadering hebben Show

 Parler avec des clients: Praten met klanten (French)

Parler avec des clients

Show

Praten met klanten Show

 Le vidéoprojecteur: de beamer (French)

Le vidéoprojecteur

Show

De beamer Show

 La prise de parole: Het woord nemen (French)

La prise de parole

Show

Het woord nemen Show

 La prise de décisions: Besluitvorming (French)

La prise de décisions

Show

Besluitvorming Show

 La productivité: Productiviteit (French)

La productivité

Show

Productiviteit Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 2: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. Demain, je __________ la réunion pour qu'elle soit efficace.

(Morgen zal ik de vergadering __________ zodat die effectief is.)

2. Tu __________ bien ton discours pour convaincre les collègues.

(Je zult je betoog goed __________ om je collega’s te overtuigen.)

3. Il __________ l’agenda de la réunion avant d’arriver au bureau.

(Hij zal de agenda van de vergadering __________ voor hij op kantoor aankomt.)

4. Nous __________ la discussion pour faciliter la prise de décisions.

(Wij zullen de discussie __________ om het nemen van beslissingen te vergemakkelijken.)

Oefening 3: Een belangrijke vergadering op kantoor

Instructie:

Demain, nous (Structurer - Futur simple) la présentation pour la réunion avec les clients. J' (Avoir - Futur simple) un rendez-vous en début de matinée, puis je (Discuter - Futur simple) avec mes collègues dans la salle de réunion. Pendant la discussion, vous (Prendre - Futur simple) la parole pour parler des nouveaux engagements. Je pense que nous (Avoir - Futur simple) une bonne prise de décisions pour améliorer la productivité de l'équipe.


Morgen zullen we de presentatie voor de vergadering met de klanten structureren (Structureren - Toekomende tijd). Ik zal (Hebben - Toekomende tijd) een afspraak aan het begin van de ochtend, daarna zal ik praten (Praten - Toekomende tijd) met mijn collega's in de vergaderzaal. Tijdens de bespreking zult u (Nemen - Toekomende tijd) het woord nemen om over de nieuwe verplichtingen te spreken. Ik denk dat wij een goede besluitvorming zullen hebben (Hebben - Toekomende tijd) om de productiviteit van het team te verbeteren.

Werkwoordschema's

Structurer - Structureren

Futur simple

  • je structurerai
  • tu structureras
  • il/elle/on structurera
  • nous structurerons
  • vous structurerez
  • ils/elles structureront

Avoir - Hebben

Futur simple

  • j'aurai
  • tu auras
  • il/elle/on aura
  • nous aurons
  • vous aurez
  • ils/elles auront

Discuter - Praten

Futur simple

  • je discuterai
  • tu discuteras
  • il/elle/on discutera
  • nous discuterons
  • vous discuterez
  • ils/elles discuteront

Prendre - Nemen

Futur simple

  • je prendrai
  • tu prendras
  • il/elle/on prendra
  • nous prendrons
  • vous prendrez
  • ils/elles prendront

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Structurer structureren

futur_simple

Frans Nederlands
(je/j') structurerai ik zal structureren
(tu) structureras jij zult structureren
(il/elle/on) structurera hij/zij/men zal structureren
(nous) structurerons wij zullen structureren
(vous) structurerez u zult structureren
(ils/elles) structureront zij structureren

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Frans oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏