Poolse werkwoordenlijst

Poolse werkwoordenlijst geoptimaliseerd op CEFR-niveau met vervoegingstabellen, voorbeeldzinnen, audio en oefeningen geoptimaliseerd voor conversatielessen.

• Werkwoord vervoegingen oefeningen
• Gestructureerd naar CEFR-niveau
• Oefeningen en werkbladen

Schrijf je nu in!

Niveau	Werkwoord	Werkwoordeinde	Regelmatig	Syllabus	Acties
A1	Dzwonić (bellen)			Choroba i ból (Ziekte en pijn)	Delen Gekopieerd!
A1	Jeść (Eten)			Codzienne rutyny (Dagelijkse routines)	Delen Gekopieerd!
A1	Kaszleć (hoesten)			Choroba i ból (Ziekte en pijn)	Delen Gekopieerd!
A1	Mieszkać (wonen)			Skąd jesteś? (Waar kom je vandaan?)	Delen Gekopieerd!
A1	Pochodzić (komen uit)			Skąd jesteś? (Waar kom je vandaan?)	Delen Gekopieerd!
A1	Przepraszać (zich verontschuldigen)			Emocje i uczucia (Emoties en gevoelens)	Delen Gekopieerd!
A1	Płacić (betalen)			Ceny i pieniądze (Prijzen en geld)	Delen Gekopieerd!
A1	Robić pranie (de was doen)			Sprzęt AGD (Huishoudelijke apparaten)	Delen Gekopieerd!
A1	Sprzedawać (verkopen)			Zakupy spożywcze (Boodschappen doen)	Delen Gekopieerd!
A1	Zatrzymywać się (stoppen)			Transport (Transport)	Delen Gekopieerd!
A1	Załatwiać (afhandelen)			Usługi codzienne (Dagelijkse diensten)	Delen Gekopieerd!
A1	Świętować (vieren)	-ac		Podawanie wieku (Je leeftijd zeggen)	Delen Gekopieerd!
A1	Biegać (rennen)	-ac		Sport i ćwiczenia (Sport en beweging)	Delen Gekopieerd!
A1	Brać prysznic (douchen)	-ac		Codzienne rutyny (Dagelijkse routines)	Delen Gekopieerd!
A1	Chorować (ziek zijn)	-ac		Choroba i ból (Ziekte en pijn)	Delen Gekopieerd!
A1	Czekać (wachten)	-ac		Usługi codzienne (Dagelijkse diensten)	Delen Gekopieerd!
A1	Czekać na (uitkijken naar)	-ac		Pory roku, miesiące i części roku (Seizoenen, maanden en delen van het jaar)	Delen Gekopieerd!
A1	Czesać się (je haar kammen)	-ac		Codzienne rutyny (Dagelijkse routines)	Delen Gekopieerd!
A1	Czytać (lezen)	-ac		Opisywanie zainteresowań (Hobby's beschrijven)	Delen Gekopieerd!
A1	Dać (geven)	-ac		Adres i dane kontaktowe (Adres en contactgegevens)	Delen Gekopieerd!
A1	Dekorować (decoreren)	-ac		Daty kalendarzowe i święta (Kalenderdata en feestdagen)	Delen Gekopieerd!
A1	Dodawać (toevoegen)	-ac		Liczby i liczenie (Cijfers en tellen)	Delen Gekopieerd!
A1	Dostać (krijgen)	-ac		Adres i dane kontaktowe (Adres en contactgegevens)	Delen Gekopieerd!
A1	Gotować (Koken)	-ac		Gotowanie i pieczenie (Koken en bakken)	Delen Gekopieerd!
A1	Grać (spelen)	-ac		Sport i ćwiczenia (Sport en beweging)	Delen Gekopieerd!
A1	Imprezować (feesten)	-ac		Piątkowy wieczór na mieście (Vrijdagavond uit)	Delen Gekopieerd!
A1	Jechać (Rijden)	-ac		Transport (Transport)	Delen Gekopieerd!
A1	Kasować (valideren)	-ac		Transport (Transport)	Delen Gekopieerd!
A1	Kierować (besturen)	-ac		Transport (Transport)	Delen Gekopieerd!
A1	Kosztować (kosten)	-ac		Ceny i pieniądze (Prijzen en geld)	Delen Gekopieerd!
A1	Kupować (kopen)	-ac		Zakupy spożywcze (Boodschappen doen)	Delen Gekopieerd!
A1	Kąpać się (baden)	-ac		Codzienne rutyny (Dagelijkse routines)	Delen Gekopieerd!
A1	Latać (vliegen)	-ac		Transport (Transport)	Delen Gekopieerd!
A1	Malować się (zich opmaken)	-ac		Codzienne rutyny (Dagelijkse routines)	Delen Gekopieerd!
A1	Nakrywać (dekken)	-ac		Zastawa stołowa (Servies)	Delen Gekopieerd!
A1	Naprawiać (repareren)	-ac		Sprzęt AGD (Huishoudelijke apparaten)	Delen Gekopieerd!
A1	Nazywać się (heten)	-ac		Podawanie swojego imienia (Je naam zeggen)	Delen Gekopieerd!
A1	Odjeżdżać (vertrekken)	-ac		Transport (Transport)	Delen Gekopieerd!
A1	Odpoczywać (rusten)	-ac		Stany fizyczne i doznania (Fysieke toestanden en sensaties)	Delen Gekopieerd!
A1	Odpowiadać (antwoorden)	-ac		Pytanie o rzeczy (Dingen vragen)	Delen Gekopieerd!
A1	Oglądać (bekijken)	-ac		Mieszkanie i zakwaterowanie (Huisvesting en accommodatie)	Delen Gekopieerd!
A1	Oglądać telewizję (tv kijken)	-ac		Codzienne rutyny (Dagelijkse routines)	Delen Gekopieerd!
A1	Opiekować się (zorgen voor)	-ac		Twoje zwierzęta (Jouw huisdieren)	Delen Gekopieerd!
A1	Opisywać (beschrijven)	-ac		Wygląd fizyczny (Fysiek en uiterlijk)	Delen Gekopieerd!
A1	Opowiadać (vertellen)	-ac		Piątkowy wieczór na mieście (Vrijdagavond uit)	Delen Gekopieerd!
A1	Otwierać (openen)	-ac		Meble (Meubilair)	Delen Gekopieerd!
A1	Padać (deszcz) (regenen)	-ac		Pogoda (Het weer)	Delen Gekopieerd!
A1	Padać (śnieg) (sneeuwen)	-ac		Pogoda (Het weer)	Delen Gekopieerd!
A1	Pasować (passen)	-ac		Kształty i formy (Vormen en figuren)	Delen Gekopieerd!
A1	Pielęgnować (verzorgen)	-ac		Rośliny doniczkowe i ogrodowe (Kamerplanten en tuinplanten)	Delen Gekopieerd!
A1	Podawać (serveren)	-ac		Zastawa stołowa (Servies)	Delen Gekopieerd!
A1	Podlewać (water geven)	-ac		Rośliny doniczkowe i ogrodowe (Kamerplanten en tuinplanten)	Delen Gekopieerd!
A1	Podobać się (leuk vinden)	-ac		Kolory (Kleuren)	Delen Gekopieerd!
A1	Podróżować (reizen)	-ac		Opisywanie zainteresowań (Hobby's beschrijven)	Delen Gekopieerd!
A1	Pomagać (helpen)	-ac		Choroba i ból (Ziekte en pijn)	Delen Gekopieerd!
A1	Porównywać (vergelijken)	-ac		Kształty i formy (Vormen en figuren)	Delen Gekopieerd!
A1	Poznawać (leren kennen)	-ac		Charakter i osobowość (Karakter en persoonlijkheid)	Delen Gekopieerd!
A1	Pracować (werken)	-ac		Zawody i studia (Beroepen en studies)	Delen Gekopieerd!
A1	Przeprowadzać się (verhuizen)	-ac		Nasz dom (Ons huis)	Delen Gekopieerd!
A1	Przygotować (voorbereiden)	-ac		Podawanie wieku (Je leeftijd zeggen)	Delen Gekopieerd!
A1	Przyjeżdżać (aankomen)	-ac		Transport (Transport)	Delen Gekopieerd!
A1	Pytać (vragen)	-ac		Pytanie o rzeczy (Dingen vragen)	Delen Gekopieerd!
A1	Płakać (huilen)	-ac		Emocje i uczucia (Emoties en gevoelens)	Delen Gekopieerd!
A1	Pływać (zwemmen)	-ac		Sport i ćwiczenia (Sport en beweging)	Delen Gekopieerd!
A1	Relaksować się (zich ontspannen)	-ac		Stany fizyczne i doznania (Fysieke toestanden en sensaties)	Delen Gekopieerd!
A1	Rysować (tekenen)	-ac		Kształty i formy (Vormen en figuren)	Delen Gekopieerd!
A1	Siadać (Gaan zitten)	-ac		Twoje zwierzęta (Jouw huisdieren)	Delen Gekopieerd!
A1	Skręcać (draaien)	-ac		Pytanie o drogę (Routebeschrijving vragen en geven)	Delen Gekopieerd!
A1	Smakować (proeven)	-ac		Zmysły i postrzeganie (Zintuigen en waarnemen)	Delen Gekopieerd!
A1	Spacerować (wandelen)	-ac		Twoje zwierzęta (Jouw huisdieren)	Delen Gekopieerd!
A1	Spotykać (ontmoeten)	-ac		Charakter i osobowość (Karakter en persoonlijkheid)	Delen Gekopieerd!
A1	Spotykać się (ontmoeten)	-ac		Opisywanie zainteresowań (Hobby's beschrijven)	Delen Gekopieerd!
A1	Sprzątać (schoonmaken)	-ac		Nasz dom (Ons huis)	Delen Gekopieerd!
A1	Spędzać (doorbrengen)	-ac		Daty kalendarzowe i święta (Kalenderdata en feestdagen)	Delen Gekopieerd!
A1	Studiować (studeren)	-ac		Zawody i studia (Beroepen en studies)	Delen Gekopieerd!
A1	Szukać (zoeken)	-ac		W sklepie odzieżowym (In de kledingwinkel)	Delen Gekopieerd!
A1	Ubierać się (aankleden)	-ac		Codzienne rutyny (Dagelijkse routines)	Delen Gekopieerd!
A1	Umieszczać (plaatsen)	-ac		Meble (Meubilair)	Delen Gekopieerd!
A1	Uśmiechać się (glimlachen)	-ac		Emocje i uczucia (Emoties en gevoelens)	Delen Gekopieerd!
A1	Używać (gebruiken)	-ac		Sprzęt AGD (Huishoudelijke apparaten)	Delen Gekopieerd!
A1	Wieszać (ophangen)	-ac		Sprzęt AGD (Huishoudelijke apparaten)	Delen Gekopieerd!
A1	Wracać (terugkeren)	-ac		Pytanie o drogę (Routebeschrijving vragen en geven)	Delen Gekopieerd!
A1	Wsiadać (instappen)	-ac		Transport (Transport)	Delen Gekopieerd!
A1	Wstawać (opstaan)	-ac		Codzienne rutyny (Dagelijkse routines)	Delen Gekopieerd!
A1	Wyglądać (er uitzien)	-ac		Wygląd fizyczny (Fysiek en uiterlijk)	Delen Gekopieerd!
A1	Wynajmować (verhuren)	-ac		Mieszkanie i zakwaterowanie (Huisvesting en accommodatie)	Delen Gekopieerd!
A1	Wyprowadzać na spacer (uitlaten)	-ac		Twoje zwierzęta (Jouw huisdieren)	Delen Gekopieerd!
A1	Wyprowadzać się (verhuizen)	-ac		Mieszkanie i zakwaterowanie (Huisvesting en accommodatie)	Delen Gekopieerd!
A1	Wysiadać (uitstappen)	-ac		Transport (Transport)	Delen Gekopieerd!
A1	Występować (optreden)	-ac		Muzyka i sztuka (Muziek en kunst)	Delen Gekopieerd!
A1	Wyłączać (uitschakelen)	-ac		Sprzęt AGD (Huishoudelijke apparaten)	Delen Gekopieerd!
A1	Włączać (aanzetten)	-ac		Sprzęt AGD (Huishoudelijke apparaten)	Delen Gekopieerd!
A1	Zaczynać się (Beginnen)	-ac		Liczby porządkowe (Rangtelwoorden)	Delen Gekopieerd!
A1	Zajmować się (Zich bezighouden met)	-ac		Opisywanie zainteresowań (Hobby's beschrijven)	Delen Gekopieerd!
A1	Zakładać (aandoen)	-ac		W sklepie odzieżowym (In de kledingwinkel)	Delen Gekopieerd!
A1	Zamawiać (bestellen)	-ac		Zamawianie jedzenia i spożywanie posiłków poza domem (Eten bestellen en uit eten gaan)	Delen Gekopieerd!
A1	Zamykać (sluiten)	-ac		Meble (Meubilair)	Delen Gekopieerd!
A1	Zapraszać (uitnodigen)	-ac		Piątkowy wieczór na mieście (Vrijdagavond uit)	Delen Gekopieerd!
A1	Zmywać (afwassen)	-ac		Zastawa stołowa (Servies)	Delen Gekopieerd!
A1	spać (slapen)	-ac		Dni tygodnia i części dnia (Dagen van de week en dagdelen)	Delen Gekopieerd!
A1	Śmiać się (lachen)	-ac		Emocje i uczucia (Emoties en gevoelens)	Delen Gekopieerd!
A1	Śpiewać (zingen)	-ac		Muzyka i sztuka (Muziek en kunst)	Delen Gekopieerd!
A1	Boleć (pijn doen)	-ec_yc		Części ciała (Lichaamsdelen)	Delen Gekopieerd!
A1	Brzmieć (klinken)	-ec_yc		Muzyka i sztuka (Muziek en kunst)	Delen Gekopieerd!
A1	Być (Zijn)	-ec_yc		Skąd jesteś? (Waar kom je vandaan?)	Delen Gekopieerd!
A1	Czuć się (zich voelen)	-ec_yc		Części ciała (Lichaamsdelen)	Delen Gekopieerd!
A1	Jeść (eten)	-ec_yc		Codzienne jedzenie (Dagelijks eten)	Delen Gekopieerd!
A1	Jeść śniadanie (ontbijten)	-ec_yc		Codzienne rutyny (Dagelijkse routines)	Delen Gekopieerd!
A1	Liczyć (tellen)	-ec_yc		Liczby i liczenie (Cijfers en tellen)	Delen Gekopieerd!
A1	Mieć (hebben)	-ec_yc		Rodzina (Familie)	Delen Gekopieerd!
A1	Mieć (Hebben)	-ec_yc		Pytanie o rzeczy (Dingen vragen)	Delen Gekopieerd!
A1	Myć (wassen)	-ec_yc		Sprzęt AGD (Huishoudelijke apparaten)	Delen Gekopieerd!
A1	Myć zęby (tanden poetsen)	-ec_yc		Codzienne rutyny (Dagelijkse routines)	Delen Gekopieerd!
A1	Myśleć (denken)	-ec_yc		Emocje i uczucia (Emoties en gevoelens)	Delen Gekopieerd!
A1	Pachnieć (ruiken)	-ec_yc		Zmysły i postrzeganie (Zintuigen en waarnemen)	Delen Gekopieerd!
A1	Siedzieć (zitten)	-ec_yc		Rośliny doniczkowe i ogrodowe (Kamerplanten en tuinplanten)	Delen Gekopieerd!
A1	Suszyć (drogen)	-ec_yc		Sprzęt AGD (Huishoudelijke apparaten)	Delen Gekopieerd!
A1	Słyszeć (horen)	-ec_yc		Zmysły i postrzeganie (Zintuigen en waarnemen)	Delen Gekopieerd!
A1	Tańczyć (dansen)	-ec_yc		Sport i ćwiczenia (Sport en beweging)	Delen Gekopieerd!
A1	Widzieć (zien)	-ec_yc		Zmysły i postrzeganie (Zintuigen en waarnemen)	Delen Gekopieerd!
A1	Wiedzieć (Weten)	-ec_yc		Podawanie czasu i odczytywanie zegara (Hoe laat is het? De klok lezen.)	Delen Gekopieerd!
A1	Wierzyć (geloven)	-ec_yc		Charakter i osobowość (Karakter en persoonlijkheid)	Delen Gekopieerd!
A1	Woleć (verkiezen)	-ec_yc		Pory roku, miesiące i części roku (Seizoenen, maanden en delen van het jaar)	Delen Gekopieerd!
A1	Znaczyć (Betekenen)	-ec_yc		Pytanie o rzeczy (Dingen vragen)	Delen Gekopieerd!
A1	Bawić się (spelen)	-ic		Twoje zwierzęta (Jouw huisdieren)	Delen Gekopieerd!
A1	Budzić się (wakker worden)	-ic		Codzienne rutyny (Dagelijkse routines)	Delen Gekopieerd!
A1	Dzielić (verdelen)	-ic		Mieszkanie i zakwaterowanie (Huisvesting en accommodatie)	Delen Gekopieerd!
A1	Golić się (zich scheren)	-ic		Codzienne rutyny (Dagelijkse routines)	Delen Gekopieerd!
A1	Jeździć (rijden)	-ic		Transport (Transport)	Delen Gekopieerd!
A1	Karmić (voeden)	-ic		Twoje zwierzęta (Jouw huisdieren)	Delen Gekopieerd!
A1	Kroić (snijden)	-ic		Gotowanie i pieczenie (Koken en bakken)	Delen Gekopieerd!
A1	Lubić (houden van)	-ic		Kolory (Kleuren)	Delen Gekopieerd!
A1	Nosić (dragen)	-ic		W sklepie odzieżowym (In de kledingwinkel)	Delen Gekopieerd!
A1	Pić (drinken)	-ic		Codzienne jedzenie (Dagelijks eten)	Delen Gekopieerd!
A1	Pić (Drinken)	-ic		Zamawianie jedzenia i spożywanie posiłków poza domem (Eten bestellen en uit eten gaan)	Delen Gekopieerd!
A1	Pożerać (verslinden)	-ic		Twoje zwierzęta (Jouw huisdieren)	Delen Gekopieerd!
A1	Przedstawić się (Zich voorstellen)	-ic		Podawanie swojego imienia (Je naam zeggen)	Delen Gekopieerd!
A1	Przychodzić (aankomen)	-ic		Podawanie czasu i odczytywanie zegara (Hoe laat is het? De klok lezen.)	Delen Gekopieerd!
A1	Przynosić (brengen)	-ic		Zamawianie jedzenia i spożywanie posiłków poza domem (Eten bestellen en uit eten gaan)	Delen Gekopieerd!
A1	Robić (maken)	-ic		Dni tygodnia i części dnia (Dagen van de week en dagdelen)	Delen Gekopieerd!
A1	Robić zdjęcie (een foto maken)	-ic		Wygląd fizyczny (Fysiek en uiterlijk)	Delen Gekopieerd!
A1	Sadzić (planten)	-ic		Rośliny doniczkowe i ogrodowe (Kamerplanten en tuinplanten)	Delen Gekopieerd!
A1	Urodzić się (geboren worden)	-ic		Liczby porządkowe (Rangtelwoorden)	Delen Gekopieerd!
A1	Wychodzić (naar buiten gaan)	-ic		Piątkowy wieczór na mieście (Vrijdagavond uit)	Delen Gekopieerd!
A1	Świecić (schijnen)	-ic		Pogoda (Het weer)	Delen Gekopieerd!
A1	Iść spać (gaan slapen)	-irregular		Codzienne rutyny (Dagelijkse routines)	Delen Gekopieerd!