A1.40: Sport en beweging

Sport i ćwiczenia

Ontdek in deze les basiswoorden over sport en lichaamsbeweging in het Pools, zoals "piłka nożna" (voetbal), "bieganie" (hardlopen) en "pływanie" (zwemmen), en leer hoe je dagelijkse sportactiviteiten beschrijft.

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Zinnen herschikken

Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.

Toon antwoorden
1.
nożną? | Czy | w | piłkę | lubisz | grać
Czy lubisz grać w piłkę nożną?
(Hou je van voetbal spelen?)
2.
parku. | w | ćwiczę | jogę | Codziennie
Codziennie ćwiczę jogę w parku.
(Ik oefen elke dag yoga in het park.)
3.
siatkówkę | w | przyjaciółmi. | Gram | z
Gram w siatkówkę z przyjaciółmi.
(Ik speel volleybal met vrienden.)
4.
dla | dobre | zdrowia. | jest | Bieganie
Bieganie jest dobre dla zdrowia.
(Hardlopen is goed voor de gezondheid.)
5.
co | uprawiasz | na | sporty | dzień? | Jakie
Jakie sporty uprawiasz na co dzień?
(Welke sporten doe je dagelijks?)
6.
pływać | Lubię | pracy. | w | po | basenie
Lubię pływać w basenie po pracy.
(Ik zwem graag in het zwembad na het werk.)

Oefening 2: Een woord matchen

Instructie: Kom de vertalingen overeen

Lubię grać w piłkę nożną ze znajomymi. (Ik hou ervan om voetbal te spelen met vrienden.)
Codziennie rano biegam w parku blisko domu. (Elke ochtend hardloop ik in het park dichtbij huis.)
Po pracy chodzę na siłownię, żeby poprawić kondycję. (Na het werk ga ik naar de sportschool, om mijn conditie te verbeteren.)
Mój brat uczy się pływać w miejskim basenie. (Mijn broer leert zwemmen in het gemeentelijk zwembad.)

Oefening 3: Clusteren van woorden

Instructie: Wijs de woorden toe aan de juiste categorieën: teamsport of individuele sport.

Sport drużynowy

Sport indywidualny

Ćwiczenie 4: Gespreksoefening

Instrukcja:

  1. Noem de sport en zeg of je deze in een team (of paar) doet of alleen. (Noem de sport en zeg of je het in teamverband (of als duo) of alleen doet.)
  2. Doe je aan sport? Hoe vaak? (Doe je aan sport? Hoe vaak?)
  3. Hou je van sport kijken? (Hou je van sport kijken?)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

Siatkówka to sport zespołowy.

Volleybal is een teamsport.

Pływanie to sport indywidualny.

Zwemmen is een individuele sport.

Uprawiam boks.

Als sport doe ik aan boksen.

Lubię grać w tenisa. Gram w tenisa w każdą środę i sobotę.

Ik speel graag tennis. Ik speel elke woensdag en zaterdag tennis.

Nie lubię oglądać sportu. Męczy mnie to.

Ik kijk niet graag naar sport. Ik word er moe van.

Lubię oglądać mecze koszykówki.

Ik kijk graag naar basketbalwedstrijden.

...

Oefening 5: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 6: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. Codziennie ___ rano w parku, aby poprawić kondycję.

(Ik ___ elke ochtend in het park om mijn conditie te verbeteren.)

2. W weekend ___ z przyjaciółmi w piłkę nożną na boisku.

(In het weekend ___ ik met vrienden voetbal op het veld.)

3. Często ___ na basenie, gdy jest gorąco.

(Ik ___ vaak in het zwembad als het warm is.)

4. Po pracy zawsze ___ jogę, żeby się zrelaksować.

(Na het werk ___ ik altijd aan yoga om te ontspannen.)

Oefening 7: Sport en oefeningen – gesprek over favoriete bezigheden

Instructie:

Zimą często (Jeździć - Czas teraźniejszy) na nartach, bo to mój ulubiony sport. Moja żona zwykle (Biegać - Czas teraźniejszy) rano w parku, a dzieci (Grać - Czas teraźniejszy) w piłkę na boisku. Wczoraj razem z kolegami (Grać - Czas przeszły) w siatkówkę halową. Po pracy zwykle (Chodzić - Czas teraźniejszy) na siłownię, żeby mieć dobrą kondycję.


In de winter ga ik vaak skiën, omdat dat mijn favoriete sport is. Mijn vrouw loopt meestal 's ochtends in het park hard, en de kinderen spelen voetbal op het veld. Gisteren speelden we samen met vrienden zaalvolleybal. Na het werk ga ik meestal naar de sportschool om fit te blijven.

Werkwoordschema's

Jeździć - Skiën

Czas teraźniejszy

  • ja jeżdżę
  • ty jeździsz
  • on/ona/ono jeździ
  • my jeździmy
  • wy jeździcie
  • oni/one jeżdżą

Biegać - Lopen

Czas teraźniejszy

  • ja biegam
  • ty biegasz
  • on/ona/ono biega
  • my biegamy
  • wy biegacie
  • oni/one biegają

Grać - Spelen

Czas teraźniejszy

  • ja gram
  • ty grasz
  • on/ona/ono gra
  • my gramy
  • wy gracie
  • oni/one grają

Grać - Spelen

Czas przeszły

  • ja grałem/grałam
  • ty grałeś/grałaś
  • on grał
  • ona grała
  • ono grało
  • my graliśmy
  • wy graliście
  • oni grali

Chodzić - Gaan

Czas teraźniejszy

  • ja chodzę
  • ty chodzisz
  • on/ona/ono chodzi
  • my chodzimy
  • wy chodzicie
  • oni/one chodzą

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Pools oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Lesoverzicht: Sport en Lichaamsbeweging in het Pools

Deze les behandelt het thema 'Sport en lichaamsbeweging' in het Pools op A1-niveau. Je leert hier hoe je over verschillende sporten en oefeningen praat, zowel in groepsverband als individueel. De les bevat zinnen, dialogen en oefeningen om werkwoorden in de juiste persoonsvorm te oefenen, wat essentieel is voor basiscommunicatie.

Belangrijke Woorden en Uitdrukkingen

  • piłka nożna – voetbal
  • bieganie – hardlopen
  • pływanie – zwemmen
  • ćwiczyć jogę – yoga doen
  • siłownia – sportschool
  • grać w siatkówkę – volleyballen

Structuur van de Les

Je krijgt oefeningen waarin je zinnen kunt ordenen en zinnen kunt combineren, waardoor je zicht krijgt op Poolse zinsconstructies over sport. Daarnaast verdeelt de les woorden in categorieën: teamsporten zoals piłka nożna (voetbal), en individuele sporten zoals bieganie (hardlopen).

Er zijn ook praktische gesprekssituaties, zoals gesprekken in de sportschool en over weekendactiviteiten, die je helpen dagelijks taalgebruik onder de knie te krijgen.

Werkwoordvervoegingen

In de oefeningen leer je werkwoorden als biegać (hardlopen), grać (spelen), pływać (zwemmen) en ćwiczyć (oefenen) correct vervoegen in de tegenwoordige tijd en verleden tijd, bijvoorbeeld:

  • Ja biegam rano w parku. (Ik loop 's ochtends hard in het park.)
  • Wczoraj graliśmy w siatkówkę. (Gisteren speelden we volleybal.)

Verschillen tussen Pools en Nederlands

Een belangrijk verschil is dat Pools een rijk systeem van verbuigingen en tijden kent, met specifieke uitgangen voor persoonsvormen. Waar het Nederlands minder vervoegingen kent, vereist het Pools oefening om deze correct te gebruiken. Bovendien zijn sommige sporttermen evenals werkwoorduitgangen anders van vorm afhankelijk van geslacht en aantal.

Handige Poolse zinnen:

  • Czy lubisz grać w piłkę nożną? – Houd je van voetballen?
  • Codziennie ćwiczę jogę w parku. – Ik doe elke dag yoga in het park.
  • Po pracy chodzę na siłownię, żeby poprawić kondycję. – Na mijn werk ga ik naar de sportschool om mijn conditie te verbeteren.

Door deze uitdrukkingen te leren, vergroot je je vaardigheid om over sport te spreken in het Pools.

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏