Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Zinnen herschikken
Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.
Oefening 2: Een woord matchen
Instructie: Kom de vertalingen overeen
Oefening 3: Clusteren van woorden
Instructie: Lees de woorden en wijs ze toe aan de juiste categorie: Bestek of Servies, zodat het makkelijker wordt om hun gebruik bij het dekken van de tafel te onthouden.
Przybory stołowe
Naczynia
Ćwiczenie 4: Gespreksoefening
Instrukcja:
- Vraag om een voorwerp dat je nodig hebt door te geven. (Vraag om een item dat je nodig hebt door te geven.)
- Noem al het serviesgoed en het gebruik ervan. (Noem al het serviesgoed en het gebruik.)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Voorbeeldzinnen:
Miska z cukrem jest na stole. De schaal met suiker staat op de tafel. |
Łyżka jest w misce. De lepel is in de kom. |
Czy możesz położyć obrus na stole? Kun je het tafelkleed op de tafel leggen? |
Szklanka jest wypełniona sokiem pomarańczowym. Het glas is gevuld met sinaasappelsap. |
Talerz jest wypełniony rogalikami. Het bord is gevuld met croissants. |
Możesz podać mi szklankę wody? Kun je me een glas water aangeven? |
Chcesz filiżankę kawy czy filiżankę herbaty? Wil je een kopje koffie of een kopje thee? |
Widelec, nóż i łyżka są obok talerza. De vork, het mes en de lepel liggen naast het bord. |
... |
Oefening 5: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 6: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Zawsze ______ talerze na stół przed przyjściem gości.
(Ik ______ altijd de borden op tafel voordat de gasten aankomen.)2. Moja żona ______ sztućce po obiedzie.
(Mijn vrouw ______ het bestek na het eten.)3. Dzieci ______ nakrywać do stołu, zanim przyjdą goście.
(Kinderen ______ de tafel te dekken voordat de gasten komen.)4. Goście często ______ własne kieliszki na przyjęcie.
(Gasten ______ vaak hun eigen glaasjes mee naar het feest.)Oefening 7: De tafel dekken voor gasten
Instructie:
Werkwoordschema's
Zapraszać - Uitnodigen
Czas teraźniejszy
- ja zapraszam
- ty zapraszasz
- on/ona/ono zaprasza
- my zapraszamy
- wy zapraszacie
- oni/one zapraszają
Kłaść - Legen
Czas teraźniejszy
- ja kładę
- ty kładziesz
- on/ona/ono kładzie
- my kładziemy
- wy kładziecie
- oni/one kładą
Gotować - Koken
Czas teraźniejszy
- ja gotuję
- ty gotujesz
- on/ona/ono gotuje
- my gotujemy
- wy gotujecie
- oni/one gotują
Dekorować - Versieren
Czas teraźniejszy
- ja dekoruję
- ty dekorujesz
- on/ona/ono dekoruje
- my dekorujemy
- wy dekorujecie
- oni/one dekorują
Przychodzić - Komen
Czas teraźniejszy
- ja przychodzę
- ty przychodzisz
- on/ona/ono przychodzi
- my przychodzimy
- wy przychodzicie
- oni/one przychodzą
Mówić - Zeggen
Czas teraźniejszy
- ja mówię
- ty mówisz
- on/ona/ono mówi
- my mówimy
- wy mówicie
- oni/one mówią
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Pools oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.