Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Zinnen herschikken
Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.
Oefening 2: Een woord matchen
Instructie: Kom de vertalingen overeen
Oefening 3: Clusteren van woorden
Instructie: Ken de onderstaande woorden toe aan twee categorieën op basis van hun gebruik in huis.
Sprzęt kuchenny
Sprzęt do sprzątania
Ćwiczenie 4: Gespreksoefening
Instrukcja:
- Noem elk apparaat en, indien mogelijk, waar het voor wordt gebruikt. (Noem elk apparaat en, indien mogelijk, waarvoor het wordt gebruikt.)
- Geef aan welke van die apparaten je meestal gebruikt. (Vertel welke van die apparaten je meestal gebruikt.)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Voorbeeldzinnen:
W kuchni jest piekarnik. Er is een oven in de keuken. |
W kuchni jest duża lodówka. Er is een grote koelkast in de keuken. |
Odkurzacz jest używany do sprzątania. De stofzuiger wordt gebruikt om schoon te maken. |
Włączasz grzejnik, gdy jest zimno. Je zet de radiator aan wanneer het koud is. |
Używam suszarki, aby szybciej wysuszyć ubrania. Ik gebruik de droger om mijn kleren sneller te drogen. |
Możesz włożyć swoje ubrania do szafy. Je kunt je kleren in de kledingkast leggen. |
... |
Oefening 5: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 6: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. W moim domu zawsze _____ na nowej kuchence.
(In mijn huis _____ ik altijd op het nieuwe fornuis.)2. W lodówce _____ świeże owoce i warzywa.
(In de koelkast _____ ik verse groenten en fruit.)3. Co rano _____ ekspres do kawy, żeby zrobić kawę.
(Elke ochtend _____ ik het koffiezetapparaat aan om koffie te maken.)4. W weekend _____ mieszkanie i odkurzam podłogę odkurzaczem.
(In het weekend _____ ik het huis op en stofzuig ik de vloer.)Oefening 7: Huishoudelijke apparaten in het huis van Anna
Instructie:
Werkwoordschema's
Kupować - Kopen
Czas teraźniejszy
- ja kupuję
- ty kupujesz
- on/ona/ono kupuje
- my kupujemy
- wy kupujecie
- oni/one kupują
Odbierać - Halen
Czas teraźniejszy
- ja odbieram
- ty odbierasz
- on/ona/ono odbiera
- my odbieramy
- wy odbieracie
- oni/one odbierają
Działać - Werken
Czas teraźniejszy
- ja działam
- ty działasz
- on/ona/ono działa
- my działamy
- wy działacie
- oni/one działają
Gotować - Koken
Czas teraźniejszy
- ja gotuję
- ty gotujesz
- on/ona/ono gotuje
- my gotujemy
- wy gotujecie
- oni/one gotują
Pomagać - Helpen
Czas teraźniejszy
- ja pomagam
- ty pomagasz
- on/ona/ono pomaga
- my pomagamy
- wy pomagacie
- oni/one pomagają
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Pools oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.