A1.4: Cijfers en tellen

Liczby i liczenie

Leer de basis van tellen in het Pools met woorden zoals 'trzy' (drie), 'sto' (honderd) en belangrijke uitdrukkingen als 'Ile masz lat?' (Hoe oud ben je?). Oefen praktische gesprekssituaties over getallen, aankoop van kaartjes en boodschappen doen.

luisteren en lezen

Begin deze les door naar de audio te luisteren en de bijbehorende oefeningen te maken.

Woordenschat (17)

 Jeden: één (Pools)

Jeden

Show

Één Show

 Dwa: twee (Pools)

Dwa

Show

Twee Show

 Trzy: Drie (Pools)

Trzy

Show

Drie Show

 Cztery: vier (Pools)

Cztery

Show

Vier Show

 Pięć: vijf (Pools)

Pięć

Show

Vijf Show

 Sześć: zes (Pools)

Sześć

Show

Zes Show

 Siedem: zeven (Pools)

Siedem

Show

Zeven Show

 Osiem: acht (Pools)

Osiem

Show

Acht Show

 Dziewięć: negen (Pools)

Dziewięć

Show

Negen Show

 Dziesięć: Tien (Pools)

Dziesięć

Show

Tien Show

 Odejmować: aftrekken (Pools)

Odejmować

Show

Aftrekken Show

 Mnożyć: vermenigvuldigen (Pools)

Mnożyć

Show

Vermenigvuldigen Show

 Dzielić: delen (Pools)

Dzielić

Show

Delen Show

 Liczyć (tellen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Liczyć

Show

Tellen Show

 Dodawać (toevoegen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Dodawać

Show

Toevoegen Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Zinnen herschikken

Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.

Toon antwoorden
1.
lat? - | Ile masz | trzy lata. | Mam dwadzieścia
Ile masz lat? - Mam dwadzieścia trzy lata.
(Hoe oud ben je? - Ik ben drieëntwintig jaar.)
2.
te | dziesięć | policz | jabłek. | Proszę,
Proszę, policz te dziesięć jabłek.
(Alsjeblieft, tel deze tien appels.)
3.
siedem równa | pięć. | się dwadzieścia | Osiemnaście plus
Osiemnaście plus siedem równa się dwadzieścia pięć.
(Achttien plus zeven is vijfentwintig.)
4.
kosztuje | dziewięć | czterdzieści | sklepie | złotych. | W
W sklepie kosztuje czterdzieści dziewięć złotych.
(In de winkel kost het negenendertig zloty.)
5.
pięćdziesiąt złotych | i chcę | Mam sto | bułek. | kupić trzydzieści
Mam sto pięćdziesiąt złotych i chcę kupić trzydzieści bułek.
(Ik heb honderdvijftig zloty en ik wil dertig broodjes kopen.)
6.
dwadzieścia. | Dzielę sześćdziesiąt | przez trzy | i dostaję
Dzielę sześćdziesiąt przez trzy i dostaję dwadzieścia.
(Ik deel zestig door drie en krijg twintig.)

Oefening 2: Een woord matchen

Instructie: Kom de vertalingen overeen

Mam trzy jabłka i pięć pomarańczy. (Ik heb drie appels en vijf sinaasappels.)
W sklepie kupiłem dwadzieścia dwie paczki herbaty. (Ik heb in de winkel tweeëntwintig pakjes thee gekocht.)
Musimy dodać szesnaście do trzydziestu. (We moeten zestien bij dertig optellen.)
Minęło siedemnaście minut od początku lekcji. (Er zijn zeventien minuten verstreken sinds het begin van de les.)

Oefening 3: Clusteren van woorden

Instructie: Wijs de gegeven woorden toe aan de juiste categorie: getallen of wiskundige bewerkingen.

Liczby

Działania matematyczne

Oefening 4: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

Dodawać


Toevoegen

2

Dziewięć


Negen

3

Cztery


Vier

4

Mnożyć


Vermenigvuldigen

5

Pięć


Vijf

Ćwiczenie 5: Gespreksoefening

Instrukcja:

  1. Przeczytaj zadania obliczeniowe na głos i rozwiąż je. (Lees de rekentaken hardop voor en los ze op.)
  2. Daj innym zadanie obliczeniowe. (Geef een rekentaak aan de anderen.)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

Dziesięć plus dwa równa się dwanaście.

Tien plus twee is twaalf.

Dziesięć minus dwa równa się osiem.

Tien min twee is acht.

Dziesięć razy dwa równa się dwadzieścia.

Tien keer twee is twintig.

Dziesięć podzielone przez dwa równa się pięć.

Tien gedeeld door twee is vijf.

Tuzin to dwanaście.

Een dozijn is twaalf.

...

Oefening 6: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 7: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. Ja ____ do dwudziestu podczas nauki liczb.

(Ik ____ tot twintig tijdens het leren van de getallen.)

2. Ty ____ liczby szybko, co jest bardzo przydatne w pracy.

(Jij ____ de getallen snel op, wat erg handig is op het werk.)

3. On ____ dziesi1907 jab42ek i dzieli je na dwie grupy.

(Hij ____ zeventien appels en verdeelt ze in twee groepen.)

4. My ____ trzydzie5bci pi1907 i czterdzie5bci dwa.

(Wij ____ dertig vijftien en tweeënveertig.)

Oefening 8: Werken met getallen op kantoor

Instructie:

W biurze codziennie (Liczyć - Czas teraźniejszy) dokumenty i (Dodawać - Czas teraźniejszy) nowe zamówienia. Dzisiaj (Liczyć - Czas teraźniejszy) razem z kolegą, ile mamy zadań na tydzień. On (Dodawać - Czas teraźniejszy) dwadzieścia pięć projektów, a ja (Dodawać - Czas teraźniejszy) trzydzieści. Razem (Liczyć - Czas teraźniejszy) , że mamy pięćdziesiąt pięć zadań do wykonania. W takim tempie, my (Liczyć - Czas teraźniejszy) , że skończymy je w dwa tygodnie.


Op kantoor tel ik elke dag documenten (Liczyć - Tegenwoordige tijd) en voeg ik nieuwe bestellingen toe (Dodawać - Tegenwoordige tijd). Vandaag tellen we samen met een collega hoeveel taken we voor de week hebben. Hij voegt vijfentwintig projecten toe, en ik voeg dertig toe. Samen tellen we dat we zevenenvijftig taken moeten uitvoeren. In dit tempo verwachten we dat we ze binnen twee weken af hebben (Liczyć - Tegenwoordige tijd).

Werkwoordschema's

Liczyć - Liczyć

Czas teraźniejszy

  • ja liczę
  • ty liczysz
  • on/ona/ono liczy
  • my liczymy
  • wy liczysz
  • oni/one liczą

Dodawać - Dodawać

Czas teraźniejszy

  • ja dodaję
  • ty dodajesz
  • on/ona/ono dodaje
  • my dodajemy
  • wy dodajecie
  • oni/one dodają

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

A1.4.3 Gramatyka

Liczebniki główne: setki, tysiące, miliony

Telwoorden: honderdtallen, duizenden, miljoenen


Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Liczyć tellen

Czas teraźniejszy

Pools Nederlands
(ja) liczę ik tel
(ty) liczysz jij telt
(on/ona/ono) liczy hij/zij/het telt
(my) liczymy wij tellen
(wy) liczycie jullie tellen
(oni/one) liczą zij tellen

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Dodawać toevoegen

Czas teraźniejszy

Pools Nederlands
(ja) dodaję ik voeg toe
(ty) dodajesz jij voegt toe
(on/ona/ono) dodaje hij/zij/het voegt toe
(my) dodajemy wij voegen toe
(wy) dodajecie jullie voegen toe
(oni/one) dodają zij voegen toe

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Pools oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Getallen en tellen in het Pools

Deze les is bedoeld voor beginners op niveau A1 die de basis van het tellen en het gebruik van getallen in het Pools willen leren. Je komt woorden en zinnen tegen die je helpen om hoeveelheden, leeftijden, data en prijzen uit te drukken, wat essentieel is voor dagelijks gesprek en eenvoudige boodschappen.

Essentiële Nederlandse woorden en uitdrukkingen

  • liczby – getallen
  • lat – jaar (van leeftijd)
  • bilet – ticket
  • jabłka – appels
  • kupować – kopen
  • telefon – telefoon

Belangrijke aandachtspunten over het Pools tellen

In het Pools veranderen getallen soms afhankelijk van het gebruik en de grammaticale context. Bijvoorbeeld: trzy jabłka (drie appels) en dwie gruszki (twee peren) tonen genderafhankelijke vormen van het telwoord. Net als in het Nederlands heeft het getal invloed op het zelfstandig naamwoord.

Een opvallend verschil met het Nederlands is dat bij datumuitdrukkingen de rangtelwoorden zoals dwudziesty pierwszy (eenentwintigste) worden gebruikt in mannelijke vorm, aangepast aan het zelfstandig naamwoord kwietnia (april). De Pools rangtelwoorden hebben ook een specifieke verbuiging die je moet leren.

Praktische zinnen en voorbeelden

  • Ile masz lat? – Hoe oud ben je?
  • Mam dwadzieścia pięć lat. – Ik ben vijfentwintig jaar oud.
  • Kupuję trzy jabłka i dwie gruszki. – Ik koop drie appels en twee peren.
  • Czy możesz podać mi swój numer telefonu? – Kun je me je telefoonnummer geven?
  • W sklepie jest sto różnych rodzajów herbaty. – In de winkel zijn er honderd verschillende soorten thee.

Oefeningen om het leren te ondersteunen

De les bevat ook oefeningen waaronder het ordenen van zinnen, het koppelen van getallen aan categorieën, en dialogen rond alledaagse situaties zoals buskaartjes kopen, koffie bestellen, en boodschappen doen. Deze oefeningen helpen je vertrouwd te raken met het gebruik van getallen in context.

Vergelijking met Nederlands en handige uitdrukkingen

In tegenstelling tot het Nederlands worden in het Pools vaak specifieke telwoorden gecombineerd met zelfstandige naamwoorden die van vorm veranderen afhankelijk van het aantal en het geslacht. Bijvoorbeeld, het woord voor ‘twee’ is dwa maar verandert in dwie bij vrouwelijke zelfstandige naamwoorden zoals ‘gruszka’ (peer). Vergeleken met het Nederlands, waar telwoorden meestal onveranderd blijven, vraagt het Pools meer aandacht voor overeenstemming.

Handige Poolse zinnen om mee te beginnen:
„Ile to kosztuje?” – Hoeveel kost dit?
„Poproszę trzy bilety.” – Ik wil graag drie kaartjes.
„Mam dwadzieścia lat.” – Ik ben twintig jaar oud.

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏