Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Zinnen herschikken
Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.
Oefening 2: Een woord matchen
Instructie: Kom de vertalingen overeen
Oefening 3: Clusteren van woorden
Instructie: Ken de onderstaande woorden toe aan de juiste categorieën: ontbijtproducten of dranken.
Produkty spożywcze na śniadanie
Napoje
Ćwiczenie 4: Gespreksoefening
Instrukcja:
- Zeg wat de mensen op de foto doen. (Zeg wat de mensen op de foto doen.)
- Noem de namen van de gerechten op de foto's. (Zeg de naam van de gerechten op de foto's.)
- Wat eet of drink je? (Wat eet of drink je?)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Voorbeeldzinnen:
Dziewczynka je kanapkę. Het meisje eet een boterham. |
Mężczyzna pije wodę. De man drinkt water. |
Chłopiec je jajka. De jongen eet eieren. |
Kobieta pije kawę. De vrouw drinkt een koffie. |
Lubię herbatę na śniadanie. Ik hou van thee bij het ontbijt. |
Piję wodę. Ik drink water. |
Jem chleb z serem. Ik eet brood met kaas. |
... |
Oefening 5: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 6: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Codziennie rano ___ kawę i jem kanapkę.
(Elke ochtend ___ ik koffie en eet ik een boterham.)2. Do pracy zawsze ___ lunch z domu.
(Ik ___ altijd lunch mee van huis naar het werk.)3. Po południu ___ ręce przed jedzeniem.
(In de namiddag ___ ik mijn handen voor het eten.)4. Wieczorem często ___ z rodziną przez telefon.
(In de avond ___ ik vaak met mijn familie aan de telefoon.)Oefening 7: Dagelijks eten
Instructie:
Werkwoordschema's
Pić - Drinken
Czas teraźniejszy
- ja piję
- ty pijesz
- on/ona/ono pije
- my pijemy
- wy pijecie
- oni/one piją
Gotować - Koken
Czas teraźniejszy
- ja gotuję
- ty gotujesz
- on/ona/ono gotuje
- my gotujemy
- wy gotujecie
- oni/one gotują
Kupować - Kopen
Czas teraźniejszy
- ja kupuję
- ty kupujesz
- on/ona/ono kupuje
- my kupujemy
- wy kupujecie
- oni/one kupują
Jeść - Eten
Czas teraźniejszy
- ja jem
- ty jesz
- on/ona/ono je
- my jemy
- wy jecie
- oni/one jedzą
Wyrabiać - Maken
Czas teraźniejszy
- ja wyrabiam
- ty wyrabiasz
- on/ona/ono wyrabia
- my wyrabiamy
- wy wyrabiacie
- oni/one wyrabiają
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Pools oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.