Zelfstandig gebruik van aanwijzende voornaamwoorden
In deze les leer je hoe je aanwijzende voornaamwoorden zelfstandig kunt gebruiken in het Nederlands. Aanwijzende voornaamwoorden verwijzen naar iets wat dichtbij of veraf is en vervangen vaak een zelfstandig naamwoord, zodat herhaling wordt voorkomen.
Belangrijke aanwijzende voornaamwoorden
| | de-woord | het-woord |
|---|
| Dichtbij | deze | dit |
|---|
| Veraf | die | dat |
|---|
Gebruik als zelfstandig naamwoord
Je kunt een aanwijzend voornaamwoord zelfstandig gebruiken als het duidelijk is naar welk woord wordt verwezen. Bijvoorbeeld: Vind je deze olifant mooi of vind je die mooier? Hier vervangt deze en die het zelfstandig naamwoord olifant.
Overeenstemming in geslacht en lidwoord
Het aanwijzend voornaamwoord moet overeenkomen met het geslacht en het lidwoord van het zelfstandig naamwoord waar het naar verwijst. Met de-woorden gebruik je deze of die, en met het-woorden gebruik je dit of dat.
Gebruik na een voorzetsel en bij opsommingen
Daarnaast kun je aanwijzende voornaamwoorden gebruiken na een voorzetsel, bijvoorbeeld: In dit hok zitten leeuwen en in deze de tijgers. Ook bij opsommingen zijn ze handig: Geef me een paar van deze en wat van die.
Kort overzicht en praktische tips
- Dichtbij: deze (de-woord), dit (het-woord)
- Veraf: die (de-woord), dat (het-woord)
- Gebruik ze zelfstandig als het zelfstandig naamwoord bekend is.
- Zorg altijd dat het aanwijzend voornaamwoord past bij het geslacht van het woord.
- Je kunt ze gebruiken na voorzetsels en in opsommingen voor duidelijkheid.
Opmerkingen over verschillen in instructietaal en het Nederlands
Omdat de instructietaal en de leertaal beide Nederlands zijn, legt deze les nadruk op het begrijpen en toepassen van aanwijzende voornaamwoorden zonder vertaling. In vergelijking met andere talen kunnen aanwijzende voornaamwoorden in het Nederlands specifieke vormen hebben gebaseerd op het geslacht (de of het) en afstand (dichtbij of veraf).
Handige woorden en uitdrukkingen:
- deze - bij de-woorden, dichtbij
- dit - bij het-woorden, dichtbij
- die - bij de-woorden, veraf
- dat - bij het-woorden, veraf
- er zitten - ‘there are’ / ‘there is’, handig om locaties aan te duiden in combinatie met aanwijzende voornaamwoorden