Leer over moderne gezinssamenstellingen en het geavanceerde gebruik van de Spaanse werkwoorden "estar" en "ser". Deze les op B1-niveau helpt je de verschillen te begrijpen en toe te passen in gesprekken over ouderschap en familie.
Luister- en leesmateriaal
Oefen woordenschat in context met echte materialen.
B1.36.1 Cuento corto
Familias más allá del modelo tradicional
Gezinnen voorbij het traditionele model
Woordenschat (11) Delen Gekopieerd!
Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Verbos "estar" y "ser" : usos avanzados
Instructie: Vul het juiste woord in.
Grammatica: Werkwoorden "estar" en "ser": geavanceerd gebruik
Toon vertaling Toon antwoordenEstán, Estoy, Es, Estás, Estamos, Sois, Eres, Estáis
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Spaans oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.
Ouder worden: nieuwe gezinsvormen en geavanceerd gebruik van 'estar' en 'ser'
In deze les verkennen we thema's rondom het ouderschap en moderne familievormen buiten het traditionele model. Daarnaast verdiepen we ons in de Spaanse werkwoorden "estar" en "ser", met een focus op hun geavanceerde toepassingen, passend bij niveau B1.
Moderne gezinsstructuren
De les behandelt vocabulaire en uitdrukkingen die te maken hebben met diverse gezinsvormen. Denk aan termen als "familias monoparentales" (eenoudergezinnen), "familias reconstituidas" (samengestelde gezinnen) en "familias adoptivas" (adoptiegezin). Hiermee leer je over het rijke spectrum aan familieverbanden in de Spaanstalige wereld.
Geavanceerd gebruik van "estar" en "ser"
Deze twee werkwoorden lijken erg op elkaar maar worden in verschillende contexten gebruikt. In deze les leer je hoe je subtiele verschillen kunt herkennen en toepassen, bijvoorbeeld bij het beschrijven van identiteit, eigenschappen, emoties en tijdelijke toestanden.
- Ser: permanente eigenschappen of essenties, zoals in "Ella es madre" (Zij is moeder).
- Estar: tijdelijke toestanden of locaties, zoals in "Ella está cansada" (Zij is moe) of "Está en casa" (Hij/Zij is thuis).
Verschillen tussen Nederlands en Spaans
In het Nederlands kennen we het onderscheid tussen zijn voor zowel blijvende als tijdelijke eigenschappen, terwijl het Spaans twee aparte werkwoorden gebruikt. Let daarom goed op de context bij "ser" en "estar". Bijvoorbeeld, waar je in het Nederlands zegt "Ik ben ziek", gebruik je in het Spaans "Estoy enfermo" met estar omdat het een tijdelijke toestand is.
Handige uitdrukkingen om te oefenen zijn onder andere: "Ser padre/madre" (ouder zijn) versus "Estar emocionado/emocionada" (emotioneel zijn). Deze kennis helpt je om duidelijker en natuurlijker te communiceren over gezinsleven en emoties.