Una explicación de qué es un hobby o afición; por qué es importante aprenderlo y practicarlo, y cuáles son los beneficios que aporta.
Een uitleg over wat een hobby of bezigheid is; waarom het belangrijk is om het te leren en te beoefenen, en welke voordelen het oplevert.

Oefening 1: Luistervaardigheid

Instructie: Bekijk de video en herken de woordenschat. Beantwoord vervolgens de onderstaande vragen.

Woord Vertaling
un hobby een hobby
una afición een hobby
practicarlo het beoefenen ervan
hacer el vago luieren
una actividad de ocio een vrijetijdsactiviteit
agradable plezierig
las capacidades de capaciteiten
Un hobby o una afición es una actividad que haces en tu tiempo libre. (Een hobby of bezigheid is een activiteit die je in je vrije tijd doet.)
La haces porque te gusta y quieres hacerlo. (Je doet het omdat je het leuk vindt en omdat je het wilt doen.)
La repites muchas veces y te hace sentir bien. (Je herhaalt het vaak en het geeft je een goed gevoel.)
Los hobbies son buenos para tener una vida feliz y saludable. (Hobby's zijn goed om een gelukkig en gezond leven te leiden.)
Hay muchos tipos de hobbies y cada persona puede elegir el suyo. (Er zijn veel soorten hobby's en iedereen kan zijn of haar eigen hobby kiezen.)
Es importante escoger un hobby que te guste y puedas hacer bien. (Het is belangrijk een hobby te kiezen die je leuk vindt en waarin je goed kunt zijn.)
A veces, aprender un hobby nuevo puede ser difícil. (Soms is het moeilijk om een nieuwe hobby te leren.)
Pero vale la pena practicarlo. (Maar het is de moeite waard om te oefenen.)
¡Quien tiene un hobby, tiene un tesoro! (Wie een hobby heeft, heeft een schat!)

Oefening 2: Dialoog

Instructie: Lees de dialoog en beantwoord de vragen.

Es lunes por la mañana. Dos compañeros están en la cocina de la oficina, tomando un café antes de una reunión.

Het is maandagochtend. Twee collega’s staan in de keuken van het kantoor, koffie te drinken voor een vergadering.
1. Javier: ¿Tenemos tiempo para tomar un café antes de la reunión? (Hebben we tijd om nog een kopje koffie te drinken voordat de vergadering begint?)
2. Claudia: Sí, claro. Todavía queda un poco de tiempo. ¿Cómo estás? (Ja, natuurlijk. Er is nog wat tijd. Hoe gaat het met je?)
3. Javier: Bien, un poco ocupada esta mañana. ¿Y tú? (Goed, een beetje druk vanochtend. En met jou?)
4. Claudia: Lo mismo. He estado revisando unos documentos y me viene bien un descanso. ¿Qué tal el fin de semana? (Hetzelfde. Ik ben wat documenten aan het doornemen en een pauze komt goed uit. Hoe was je weekend?)
5. Javier: Estuvo tranquilo. He leído un libro muy bonito. (Rustig. Ik heb een heel mooi boek gelezen.)
6. Claudia: ¿Te gusta leer? (Houd je van lezen?)
7. Javier: Sí, mucho. También hago fotos cuando puedo. Tengo una cámara nueva y estoy aprendiendo. (Ja, heel erg. Ik maak ook foto’s wanneer ik kan. Ik heb een nieuwe camera en ben aan het leren.)
8. Claudia: Qué bien. Valencia es un lugar perfecto para eso. ¿Has hecho fotos por el centro? (Wat fijn. Valencia is een perfecte plek daarvoor. Heb je foto’s in het centrum gemaakt?)
9. Javier: Sí, algunas. (Ja, een paar.)
10. Claudia: Suena genial. Yo no suelo hacer fotos, pero me encantan las películas. El sábado vi Volver, de Almodóvar. (Klinkt geweldig. Ik maak meestal geen foto’s, maar ik hou van films. Zaterdag heb ik Volver van Almodóvar gekeken.)
11. Javier: ¡Me encantan sus películas! Yo también las veo a veces, especialmente por la noche. (Ik houd van zijn films! Ik kijk ze soms ook, vooral ’s avonds.)
12. Claudia: Bueno, ya es hora. ¿Vamos a la reunión? (Goed, het is tijd. Gaan we naar de vergadering?)
13. Javier: Sí, vamos. Gracias por el café. (Ja, laten we gaan. Bedankt voor de koffie.)

Oefening 3: Vragen over de tekst

Instructie: Lees de bovenstaande tekst en kies het juiste antwoord.

1. ¿Por qué Javier y Claudia tienen tiempo para tomar un café antes de la reunión?

(Waarom hebben Javier en Claudia tijd om koffie te drinken vóór de vergadering?)

2. ¿Qué pasatiempo menciona Javier que le gusta, además de leer?

(Welke hobby noemt Javier die hij leuk vindt, naast lezen?)

3. ¿Qué película vio Claudia el sábado?

(Welke film heeft Claudia zaterdag gezien?)

4. ¿Dónde ha sacado fotos Javier?

(Waar heeft Javier foto's gemaakt?)

Oefening 4: Openingsvragen voor gesprekken

Instructie: Beantwoord de vragen en corrigeer ze met je leraar.

  1. ¿Qué haces normalmente en tu tiempo libre para relajarte después del trabajo?
  2. Wat doe je meestal in je vrije tijd om te ontspannen na het werk?
  3. ¿Prefieres actividades tranquilas como leer o actividades más activas? ¿Por qué?
  4. Heb je liever rustige activiteiten zoals lezen, of juist actievere? Waarom?
  5. ¿Has probado o te gustaría aprender alguna afición nueva relacionada con la cultura española?
  6. Heb je ooit een nieuwe hobby geprobeerd of zou je graag een nieuwe hobby willen leren die met de Spaanse cultuur te maken heeft?
  7. ¿Cómo sueles compartir tus pasatiempos con amigos o compañeros de trabajo?
  8. Hoe deel je gewoonlijk je hobby's met vrienden of collega’s?

Oefening 5: Oefening in context

Instructie: Lee cuáles son las aficiones favoritas de los españoles.

  1. https://www.heraldo.es/noticias/sociedad/2017/07/05/cuales-son-las-principales-actividades-ocio-los-espanoles-1185329-310.html