Leer essentiële Spaanse uitdrukkingen om locatie en richting aan te geven, zoals 'a la izquierda', 'a la derecha', 'todo recto' en 'en el centro'. Deze les behandelt praktische zinnen en voorbeelden voor het geven van duidelijke aanwijzingen en het begrijpen van plaatsbepalingen in het Spaans, waarbij bijzondere aandacht wordt gegeven aan het gebruik van voorzetsels en structuren verschillend van het Nederlands.
- Gebruik uitdrukkingen zoals "a la izquierda", "a la derecha", "todo recto", "en el centro", "al lado de", "en frente de" om een exacte positie of richting aan te geven.
- Gebruik uitdrukkingen zoals "cerca de", "lejos de" om nabijheid of relatieve locatie aan te geven.
- Om een locatie uit te drukken, wordt gewoonlijk de voorzetsel "de" gecombineerd met een bijwoord "cerca, lejos, en frente..."
Expresión de lugar (Plaatsbepaling) | Ejemplo (voorbeeld) |
---|---|
A la izquierda (Linksaf) | La tienda está a la izquierda de la plaza. (De winkel is links van het plein.) |
A la derecha (Naar rechts) | La parada está a la derecha de la estación. (De halte is rechts van het station.) |
Todo recto (Rechtdoor) | Tienes que ir todo recto hasta llegar al parque. (Je moet rechtdoor gaan totdat je bij het park komt.) |
En el centro (In het centrum) | La oficina de información está en el centro de la ciudad. (Het informatiekantoor is in het centrum van de stad.) |
Al lado de (Naast) | El banco está al lado de la oficina de información. (De bank is naast het informatiekantoor.) |
En frente de (Tegenover) | El parque está en frente de la plaza. (Het park is tegenover het plein.) |
Cerca de (Bij) | La estación está cerca de la plaza. (Het station is dichtbij het plein.) |
Lejos de (Ver weg van) | La tienda está lejos de la estación. (De winkel is ver van het station.) |
Oefening 1: Expresiones de lugar: "A la izquierda", "A la derecha", "Todo recto, "En el centro"
Instructie: Vul het juiste woord in.
a la derecha, el centro de, al lado de, lejos del, todo recto, cerca de, en frente del, a la izquierda
Oefening 2: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. La tienda está ____ la plaza.
(De winkel is ____ het plein.)2. Tienes que ir ____ hasta llegar al parque.
(Je moet ____ gaan tot je bij het park komt.)3. La oficina de información está ____ la ciudad.
(Het informatiekantoor is ____ de stad.)4. La estación está ____ la plaza.
(Het station is ____ het plein.)5. El banco está ____ la oficina de información.
(De bank is ____ het informatiekantoor.)6. La parada está ____ la estación.
(De halte is ____ het station.)