Leer basisvocabulaire over meubels in het Spaans en ontdek hoe je met "hay" en "estar" spreekt over de locatie van meubels in verschillende kamers. Oefen praktische zinnen, werkwoorden als abrir en cerrar, en begrijp belangrijke verschillen met het Nederlands.
Luister- en leesmateriaal
Oefen woordenschat in context met echte materialen.
Woordenschat (15) Delen Gekopieerd!
Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Zinnen herschikken
Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.
Oefening 2: Een woord matchen
Instructie: Kom de vertalingen overeen
Oefening 3: Clusteren van woorden
Instructie: Classificeer de woorden in twee categorieën op basis van hun functie in het huis om je woordenschat over meubels en hun locatie te verbeteren.
Muebles para sentarse y descansar
Elementos para almacenar y separar espacios
Oefening 4: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
La lámpara
De lamp
2
La ventana
Het raam
3
El armario
De kast
4
La puerta
De deur
5
El escritorio
Het bureau
Ejercicio 5: Gespreksoefening
Instrucción:
- Welke meubels staan er in elke kamer? (Welke meubels staan er in elke kamer?)
- Beschrijf een kamer van je appartement/huis. (Beschrijf een kamer van je appartement/huis.)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Voorbeeldzinnen:
El inodoro está cerca del lavabo. Het toilet is vlakbij de gootsteen. |
La cama está en el salón. Het bed staat in de woonkamer. |
La pintura está al lado de la ventana. Het schilderij staat naast het raam. |
Hay una alfombra debajo del sofá. Er ligt een tapijt onder de bank. |
El espejo está colgado en la pared. De spiegel hangt aan de muur. |
El armario está entre la cama y el escritorio. De kledingkast staat tussen het bed en het bureau. |
La puerta está detrás de la silla. De deur is achter de stoel. |
El sofá está frente a la ventana. De bank staat voor het raam. |
La lámpara está en la mesa del salón. De lamp staat op de tafel in de woonkamer. |
... |
Oefening 6: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 7: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. El armario ___ al lado de la ventana.
(De kast ___ naast het raam.)2. ___ una lámpara sobre la mesa del comedor.
(___ er een lamp op de eettafel.)3. ¿Puedes ___ la puerta, por favor?
(Kun je alsjeblieft de deur ___?)4. Yo ___ la alacena cuando necesito utensilios.
(Ik ___ de kast als ik keukengerei nodig heb.)Oefening 8: Thuis met meubels en deuren
Instructie:
Werkwoordschema's
Cerrar - Sluiten
Presente
- yo cierro
- tú cierras
- él/ella/Ud. cierra
- nosotros cerramos
- vosotros cerráis
- ellos/ellas/Uds. cierran
Abrir - Openen
Presente
- yo abro
- tú abres
- él/ella/Ud. abre
- nosotros abrimos
- vosotros abrís
- ellos/ellas/Uds. abren
Haber - Er zijn
Presente
- (yo) hay
- (tú) hay
- (él/ella/Ud.) hay
- (nosotros) hay
- (vosotros) hay
- (ellos/ellas/Uds.) hay
Oefening 9: "Haber" vs "Estar" : artículo indeterminado vs determinado
Instructie: Vul het juiste woord in.
Grammatica: "Haber" vs "Estar": onbepaald lidwoord vs bepaald lidwoord
Toon vertaling Toon antwoordenhay un, está, están, Hay unas, Hay una, Hay, Hay un
Grammatica Delen Gekopieerd!
We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!
A1.32.3 Gramática
"Haber" vs "Estar" : artículo indeterminado vs determinado
"Haber" vs "Estar": onbepaald lidwoord vs bepaald lidwoord
Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les Delen Gekopieerd!
Cerrar sluiten Delen Gekopieerd!
Presente
Spaans | Nederlands |
---|---|
(yo) cierro | ik sluit |
(tú) cierras | jij sluit |
(él/ella) cierra | hij/zij sluit |
(nosotros/nosotras) cerramos | wij sluiten |
(vosotros/vosotras) cerráis | jullie sluiten |
(ellos/ellas) cierran | zij sluiten |
Abrir openen Delen Gekopieerd!
Presente
Spaans | Nederlands |
---|---|
(yo) abro | ik open |
(tú) abres | jij opent |
(él/ella) abre | hij/zij opent |
(nosotros/nosotras) abrimos | wij openen |
(vosotros/vosotras) abrís | jullie openen |
(ellos/ellas) abren | zij openen |
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Spaans oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.
Introductie tot het onderwerp Meubilair in het Spaans
In deze les leer je de basis van meubelwoorden en hun positie in een huis, voornamelijk gericht op het Spaans op A1-niveau. Je ontdekt hoe je met "hay" (er is/zijn) en "estar" (zijn) praat over waar meubels zich bevinden. Bijvoorbeeld: "Hay un sofá cerca de la ventana" (Er is een bank bij het raam) en "La lámpara está sobre la mesa" (De lamp staat op de tafel). Dit helpt je zinnen te maken over kamers zoals de woonkamer, slaapkamer en keuken.
Vocabulaire en categorieën
We onderscheiden twee soorten meubels:
- Meubels om op te zitten en te rusten: el sofá, la silla, la cama
- Elementen om op te bergen en ruimtes te scheiden: el armario, la puerta, la ventana, la mesa, la alacena
Praktische toepassingen in dialogen
Je oefent met dialogen die beschrijven wat er in verschillende kamers staat en waar, bijvoorbeeld in de sala de estar (woonkamer) en dormitorio (slaapkamer). Ook leer je korte verhaaltjes maken met deze vocabulaire, wat je helpt de woorden in context beter te onthouden.
Belangrijke grammaticale aandachtspunten
We oefenen ook werkwoorden zoals haber en estar. Het onderscheid tussen "hay" en "está" is cruciaal: "hay" introduceert het bestaan van iets, terwijl "estar" de plaats of toestand beschrijft. Verder komen werkwoorden als "abrir" (openen) en "cerrar" (sluiten) aan bod, wat praktisch is bij het spreken over meubels.
Specifieke verschillen met het Nederlands
In het Spaans wordt er vaak gebruikgemaakt van "hay" voor aanwezigheid, terwijl in het Nederlands meestal "er is/er zijn" wordt gezegd. De werkwoorden "estar" en "ser" worden in het Spaans strikt van elkaar gescheiden, wat niet altijd in het Nederlands zo duidelijk is. Leer bijvoorbeeld: "La lámpara está sobre la mesa" vertaalt naar "De lamp staat op de tafel", waarbij "staat" de positie aangeeft, net als "estar".
Enkele nuttige Spaanse zinnen met Nederlandse equivalenten zijn:
- Hay un sofá en la sala. — Er is een bank in de kamer.
- La puerta está cerrada. — De deur is gesloten.
- Abro la alacena para coger los utensilios. — Ik open de kast om het bestek te pakken.