Si llegas a la estación de trenes de Chamartín--Clara Campoamor, puedes ver las Cuatro Torres de la Castellana. Aquí tienes algunas curiosidades sobre una de ellas: la Torre PwC.
Als je bij het treinstation Chamartín--Clara Campoamor aankomt, kun je de Vier Torens van de Castellana zien. Hier zijn enkele weetjes over een daarvan: de Torre PwC.

Oefening 1: Luistervaardigheid

Instructie: Bekijk de video en herken de woordenschat. Beantwoord vervolgens de onderstaande vragen.

Woord Vertaling
primero eerste
cuatro vier
treinta y cuatro vierendertig
cincuenta vijftig
diecisiete zeventien
En Madrid, hay cuatro rascacielos en el Paseo de la Castellana. (In Madrid staan vier wolkenkrabbers aan de Paseo de la Castellana.)
La primera torre es la Torre PwC. (De eerste toren is de Torre PwC.)
Es un edificio alto con muchos pisos. (Het is een hoog gebouw met veel verdiepingen.)
La empresa PwC tiene oficinas entre el piso treinta y cuatro y el piso cincuenta. (Het bedrijf PwC heeft kantoren tussen de vierendertigste en de vijftigste verdieping.)
Usan diecisiete pisos para sus oficinas. (Zij gebruiken zeventien verdiepingen voor hun kantoren.)
En la torre trabajan cuatro grandes empresas de consultoría. (In de toren werken vier grote adviesbureaus.)
El edificio es moderno y lo diseñaron arquitectos españoles. (Het gebouw is modern en is ontworpen door Spaanse architecten.)
En total, hay dos mil trescientos trabajadores en el edificio. (In totaal werken er tweeduizend driehonderd mensen in het gebouw.)

Oefening 2: Dialoog

Instructie: Lees de dialoog en beantwoord de vragen.

El candidato tiene una entrevista en una de las Torres PWC y pide información a la recepcionista.

De kandidaat heeft een sollicitatiegesprek in een van de PWC-torens en vraagt de receptioniste om informatie.
1. Candidato: Hola, buenos días. (Hallo, goedemorgen.)
2. Recepcionista: Hola, ¿en qué puedo ayudarle? (Hallo, waarmee kan ik u helpen?)
3. Candidato: Tengo una entrevista con el señor Martínez a las 11, pero no encuentro su oficina. (Ik heb een afspraak met meneer Martínez om 11 uur, maar ik kan zijn kantoor niet vinden.)
4. Recepcionista: Claro, estamos de reformas. La oficina del señor Martínez ahora está en la quinta planta. (Natuurlijk, we zijn aan het verbouwen. Het kantoor van meneer Martínez is nu op de vijfde verdieping.)
5. Candidato: Ah, ya entiendo. Antes estaba en la tercera planta. (Ah, ik begrijp het. Het was eerst op de derde verdieping.)
6. Recepcionista: No, la tercera planta ahora es para contabilidad. (Nee, de derde verdieping is nu voor de boekhouding.)
7. Candidato: Vale. Por cierto, ¿dónde está la cafetería? (Oké. Trouwens, waar is de kantine?)
8. Recepcionista: La cafetería está en la segunda planta. Puedes coger el ascensor que está enfrente. (De kantine is op de tweede verdieping. Je kunt de lift nemen die tegenover ligt.)
9. Candidato: Perfecto, muchas gracias. (Perfect, heel erg bedankt.)
10. Recepcionista: De nada, hasta luego. (Graag gedaan, tot ziens.)

Oefening 3: Vragen over de tekst

Instructie: Lees de bovenstaande tekst en kies het juiste antwoord.

1. ¿Por qué el candidato no puede encontrar el despacho del señor Martínez?

(Waarom kan de kandidaat het kantoor van meneer Martínez niet vinden?)

2. ¿En qué planta está ahora el despacho del señor Martínez?

(Op welke verdieping is het kantoor van meneer Martínez nu?)

3. ¿Dónde está la cafetería según la recepcionista?

(Waar is het café volgens de receptioniste?)

4. ¿Qué departamento está ahora en la tercera planta?

(Welke afdeling is nu op de derde verdieping?)

Oefening 4: Openingsvragen voor gesprekken

Instructie: Beantwoord de vragen en corrigeer ze met je leraar.

  1. ¿Puedes contar un momento en que tuviste que encontrar una oficina o sala de reuniones en un edificio grande?
  2. Kun je een moment vertellen waarop je een kantoor of vergaderruimte in een groot gebouw moest vinden?
  3. En tu trabajo, ¿alguna vez has explicado cómo llegar a un lugar dentro de un edificio a un compañero o cliente? ¿Qué dijiste?
  4. Heb je op je werk ooit aan een collega of klant uitgelegd hoe je ergens in een gebouw komt? Wat zei je toen?
  5. ¿Cómo organizas tus citas o entrevistas para no perderte en un lugar que no conoces?
  6. Hoe organiseer je je afspraken of gesprekken zodat je niet verdwaalt op een onbekende plek?
  7. ¿Qué sabes de los números ordinales y cómo los usas para describir pisos o lugares en un edificio?
  8. Wat weet je over rangtelwoorden en hoe gebruik je die om verdiepingen of locaties in een gebouw te beschrijven?