Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Leer de basis Spaanse voorzetsels van plaats, zoals en, sobre, entre, met praktische voorbeelden uit de wereld van het servies. Begrijp hoe deze voorzetsels worden gebruikt om locatie en positie aan te geven en ontdek belangrijke verschillen met het Nederlands.
  1. Plaatsvoorzetsels geven ons de locatie van iets of iemand aan in relatie tot andere objecten of personen.
Preposición (Voorzetsel)Ejemplo (Voorbeeld)
EnEl vaso está en el armario. (Het glas is in de kast.)
Sobre La olla está sobre la mesa. (De pan staat op de tafel.)
Encima deLos platos están encima de la mesa. (De borden staan op de tafel.)
Debajo deLa servilleta está debajo del plato. (Het servet ligt onder het bord.)
Delante deEl bol está delante del plato. (De kom staat voor het bord.)
Detrás deLos tenedores están detrás de las cucharas. (De vorken staan achter de lepels.)
Cerca deLa sartén está cerca del armario. (De pan is dichtbij de kast.)
Lejos deLas tazas están lejos de las servilletas. (De kopjes staan ver weg van de servetten.)
Dentro deLa jarra está dentro del armario. (De kan is in de kast.)
Al lado deEl cuchillo está al lado del tenedor. (Het mes ligt naast de vork.)

Uitzonderingen!

  1. De voorzetsels en, sobre en entre zijn de enige die niet gevolgd worden door een ander voorzetsel.

Oefening 1: Preposiciones de lugar: "En, sobre, entre,..."

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

al lado del, a la derecha de las, sobre, delante de los, al lado de la, entre, cerca de la

1. Encima pero tocando:
: Pongo el mantel ... la mesa.
(Ik leg het tafelkleed op de tafel.)
2. Cerca, a la derecha o izquierda:
El cuchillo está ... tenedor.
(Het mes ligt naast de vork.)
3. Cerca:
: El vaso está ... jarra.
(Het glas staat naast de kan.)
4. Al lado:
: El tenedor está ... cuchara.
(De vork is dicht bij de lepel.)
5. Lado derecho:
: Las ollas están ... sarténes.
(De pannen staan rechts van de koekenpannen.)
6. Encima pero tocando:
: El plato está ... el mantel.
(Het bord ligt op het tafelkleed.)
7. En frente:
: Las servilletas están ... platos.
(De servetten liggen voor de borden.)
8. En el medio de dos cosas:
: El plato está ... el tenedor y el cuchillo.
(Het bord staat tussen de vork en het mes.)

Oefening 2: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. El vaso está ___ el armario.

(Het glas staat ___ de kast.)

2. La olla está ___ la mesa.

(De pan staat ___ de tafel.)

3. La servilleta está ___ del plato.

(De servet ligt ___ het bord.)

4. El bol está ___ del plato.

(De kom staat ___ het bord.)

5. Los tenedores están ___ las cucharas.

(De vorken staan ___ de lepels.)

6. El cuchillo está ___ del tenedor.

(Het mes staat ___ de vork.)

Preposiciones de lugar: Leer de basis van Spaanse locatievoorzetsels

In deze les leer je de belangrijkste Spaanse voorzetsels die aangeven waar iets zich bevindt ten opzichte van iets anders. Deze zogeheten preposiciones de lugar zijn essentieel om duidelijk te kunnen spreken over plaats en positie in het Spaans.

Belangrijkste voorzetsels en voorbeelden

  • En: geeft aan dat iets zich binnenin iets anders bevindt. Bijvoorbeeld: El vaso está en el armario.
  • Sobre en Encima de: deze betekenen 'op' of 'bovenop' iets. Bijvoorbeeld: La olla está sobre la mesa. en Los platos están encima de la mesa.
  • Debajo de: betekent 'onder' iets, zoals in La servilleta está debajo del plato.
  • Delante de en Detrás de: 'voor' en 'achter' iets. Bijvoorbeeld: El bol está delante del plato. en Los tenedores están detrás de las cucharas.
  • Cerca de en Lejos de: 'dichtbij' en 'ver weg van' iets.
  • Dentro de: 'binnen in' iets, vergelijkbaar met 'en'.
  • Al lado de: 'naast' iets, zoals in El cuchillo está al lado del tenedor.

Let op speciale voorzetsels

De voorzetsels en, sobre en entre worden in het Spaans gebruikt zonder extra voorzetsel erachter, wat soms afwijkt van andere talen. Dit maakt ze belangrijk om zelfstandig te herkennen.

Verschillen en nuttige vergelijkingen met het Nederlands

In het Spaans is de volgorde en het gebruik van voorzetsels iets anders dan in het Nederlands. Bijvoorbeeld, waar wij vaak een voorzetsel gebruiken om richting aan te geven, wordt in het Spaans vaak een vaste combinatie gebruikt zoals al lado de (naast). Ook ontbreekt in het Spaans vaak een voorzetsel dat wij in het Nederlands wel gebruiken.

Enkele nuttige woorden en vergelijkingen zijn:

  • en = in/op
  • sobre = op/boven
  • entre = tussen
  • al lado de = naast
  • debajo de = onder

Let erop dat in het Spaans het lidwoord vaak aan het voorzetsel wordt vastgeplakt, zoals in del (de + el). Dit komt in het Nederlands niet voor.

Geschreven door

Deze inhoud is ontworpen en beoordeeld door het coLanguage pedagogisch team. Over coLanguage