Oefening 1: Woordbingo
Instructie: 1. Luister minimaal twee keer naar de video en geef de woorden aan die je hoort. 2. Gebruik de woorden om een gesprek te vormen met je docent (schrijf je gesprek op). 3. Memoriseer de woorden met de woordentrainer.
Woord | Vertaling |
---|---|
España | Spanje |
habitantes | inwoners |
personas | mensen |
país | land |
extranjeros | buitenlanders |
Oefening 2: Dialoog
Instructie: 1. Lees de dialoog in tweetallen. 2. Memoriseer de zinnen door de vertaling af te dekken. 3. Dek de regels van één spreker af, geef alternatieve antwoorden met je leraar en schrijf ze op.
Lucas y Anna se presentan y hablan sobre su país de origen.
1. | Lucas: | ¿De dónde eres? | (Waar kom je vandaan?) |
2. | Anna: | Yo soy de Alemania, pero ahora vivo en España. | (Ik kom uit Duitsland, maar ik woon nu in Spanje.) |
3. | Lucas: | ¿Ah, sí? ¿En qué ciudad vives? | (Oh, echt? In welke stad woon je?) |
4. | Anna: | Vivo en Madrid, la capital. Vine hace dos años para trabajar. | (Ik woon in Madrid, de hoofdstad. Ik kwam twee jaar geleden om te werken.) |
5. | Lucas: | ¡Qué bien! Yo nací en España, pero mis padres son de Italia. | (Wat leuk! Ik ben geboren in Spanje, maar mijn ouders komen uit Italië.) |
6. | Anna: | Entonces, tienes doble nacionalidad, ¿verdad? | (Dus je hebt een dubbele nationaliteit, toch?) |
7. | Lucas: | Sí, soy español e italiano. ¿Y tú? ¿Cuál es tu nacionalidad? | (Ja, ik ben Spaans en Italiaans. En jij? Wat is jouw nationaliteit?) |
8. | Anna: | Soy alemana. En mi país se habla alemán. Aquí estudio español. | (Ik ben Duits. In mijn land wordt Duits gesproken. Hier studeer ik Spaans.) |
9. | Lucas: | España ya tiene casi 50 millones de habitantes, muchos vienen de otros países como tú. | (Spanje heeft inmiddels bijna 50 miljoen inwoners, velen komen uit andere landen zoals jij.) |
Oefening 3: Vragen over de tekst
Instructie: Lees de bovenstaande tekst en kies het juiste antwoord.
1. ¿De dónde es Anna?
(Waar komt Anna vandaan?)2. ¿Dónde vive Anna ahora?
(Waar woont Anna nu?)3. ¿De qué países son los padres de Lucas?
(Uit welke landen komen de ouders van Lucas?)4. ¿Cuál es la nacionalidad de Lucas?
(Wat is de nationaliteit van Lucas?)Oefening 4: Openingsvragen voor gesprekken
Instructie: Bespreek de volgende vragen met je leraar met behulp van de woordenschat uit deze les, en schrijf je antwoorden op.
- ¿Dónde naciste y dónde vives ahora?
- ¿Cuál es tu nacionalidad y qué idioma se habla en tu país?
- ¿Has vivido en otras ciudades o países? ¿Cuáles?
- ¿Conoces a personas de otros países en tu ciudad? ¿De dónde son?