Leer in deze les hoe Spaanse artikelen werken, met voorbeelden als 'el libro' (het boek), 'la casa' (het huis), en onderscheid tussen bepaalde en onbepaalde vormen zoals 'los libros' en 'unas casas'.
  1. Het lidwoord stemt overeen met het zelfstandig naamwoord (geslacht en aantal).
  2. Het lidwoord staat voor het zelfstandig naamwoord.
  3. Er zijn 4 bepaalde lidwoorden.
  4. Er zijn 4 onbepaalde lidwoorden.
Artículos definidos (Bepaalde lidwoorden)Masculino (Mannelijk)Femenino (Vrouwelijk)
Singular (Enkelvoud)El
(El libro (Het boek))
La
(La casa (Het huis))
Plural (Meervoud)Los
(Los libros (De boeken))
Las
(Las casas (De huizen))
Artículos indefinidos (Onbepaalde lidwoorden)Masculino (Mannelijk)Femenino (Vrouwelijk)
Singular (Enkelvoud)Un
(Un libro (Een boek))
Una
(Una casa (Een huis))
Plural (Meervoud)Unos
(Unos libros (Ongeveer boeken))
Unas
(Unas casas (Unas huizen))

Oefening 1: Los artículos en español

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

La, Las, El, la, Los, Unas, el

1.
... pueblo de María es pequeño y bonito.
(Het dorp van María is klein en mooi.)
2.
... ciudades de España son muy bonitas.
(Sommige steden in Spanje zijn erg mooi.)
3.
Madrid es ... ciudad más grande de España.
(Madrid is de grootste stad van Spanje.)
4.
España es ... país donde vivo.
(Spanje is het land waar ik woon.)
5.
... nacionalidades en mi clase son variadas.
(De nationaliteiten in mijn klas zijn gevarieerd.)
6.
... países de Europa son muy diversos.
(De landen van Europa zijn erg divers.)
7.
... nacionalidad de Juan es española.
(De nationaliteit van Juan is Spaans.)
8.
... pueblos de la región tienen mucha historia.
(De dorpjes in de regio hebben een rijke geschiedenis.)

Oefening 2: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. ¿De dónde eres? Soy de ____.

(Waar kom je vandaan? Ik kom uit ____. )

2. Vivo en ____ capital de Francia, París.

(Ik woon in ____ hoofdstad van Frankrijk, Parijs.)

3. Ella es ____ y vive en Portugal.

(Zij is ____ en woont in Portugal.)

4. En ____ se hablan varios idiomas.

(In ____ worden verschillende talen gesproken.)

5. ____ Países Bajos tienen muchas regiones interesantes.

(____ Nederland heeft veel interessante regio's.)

6. Vivo en ____ ciudad bonita en el Reino Unido.

(Ik woon in ____ mooie stad in het Verenigd Koninkrijk.)

Introductie tot Spaanse lidwoorden

In deze les leer je over de lidwoorden in het Spaans, een fundamenteel onderdeel van de grammatica. Lidwoorden in het Spaans passen zich aan in geslacht (mannelijk/vrouwelijk) en aantal (enkelvoud/meervoud) en worden altijd vóór het zelfstandig naamwoord geplaatst.

Soorten lidwoorden

Er zijn twee hoofdsoorten lidwoorden in het Spaans:

  • Definiete lidwoorden: verwijzen naar iets specifieks, bijvoorbeeld el, la, los, las.
  • Onbepaalde lidwoorden: verwijzen naar iets onbepaald of algemeen, bijvoorbeeld un, una, unos, unas.

Definiete lidwoorden

Deze zijn afhankelijk van het geslacht en het aantal van het zelfstandig naamwoord:

  • Enkelvoud mannelijk: el (bijv. el libro)
  • Enkelvoud vrouwelijk: la (bijv. la casa)
  • Meervoud mannelijk: los (bijv. los libros)
  • Meervoud vrouwelijk: las (bijv. las casas)

Onbepaalde lidwoorden

Ook deze veranderen volgens geslacht en aantal:

  • Enkelvoud mannelijk: un (bijv. un libro)
  • Enkelvoud vrouwelijk: una (bijv. una casa)
  • Meervoud mannelijk: unos (bijv. unos libros)
  • Meervoud vrouwelijk: unas (bijv. unas casas)

Belangrijke punten

  • Het lidwoord moet altijd overeenkomen met het zelfstandig naamwoord in geslacht en aantal.
  • In tegenstelling tot het Nederlands, waar lidwoorden soms weggelaten kunnen worden, worden in het Spaans de lidwoorden bijna altijd gebruikt.
  • De lidwoorden el en la betekenen beide 'de' in het Nederlands, afhankelijk van het geslacht.

Vergelijking met het Nederlands en nuttige uitdrukkingen

In het Nederlands maken we onderscheid tussen de en het, waarbij de voor vrouwelijke en mannelijke zelfstandige naamwoorden wordt gebruikt, en het voor onzijdige. In het Spaans is het eenvoudiger: el is mannelijk en la is vrouwelijk. Het meervoud van de is los (mannelijk) en las (vrouwelijk). Daarnaast zijn er net als in het Nederlands onbepaalde lidwoorden die 'een' betekenen (un voor mannelijk, una voor vrouwelijk).

Ontdek ook deze handige Spaanse woorden die je in het dagelijks leven tegenkomt:

  • La casa - het huis
  • El libro - het boek
  • Una ciudad - een stad
  • Unos amigos - een paar vrienden

Deze kennis helpt je bij het vormen van correcte en natuurlijke zinnen in het Spaans, bijvoorbeeld:
El libro es interesante. (Het boek is interessant.)
Una casa grande. (Een groot huis.)

Geschreven door

Deze inhoud is ontworpen en beoordeeld door het coLanguage pedagogisch team. Over coLanguage