Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Leer alles over Spaanse lidwoorden (artículos) in deze les. Ontdek de vier vormen van gedefinieerde lidwoorden: el, la, los en las, en de vier onbepaalde lidwoorden: un, una, unos en unas. Begrijp hoe lidwoorden overeenkomen met het geslacht en getal van zelfstandige naamwoorden en zie praktische voorbeelden zoals 'el libro' en 'la casa'. Vergelijk bovendien de verschillen met het Nederlands, zoals het gebruik van verschillende vormen voor mannelijk en vrouwelijk en het belang van lidwoorden voor correcte Spaanse zinsstructuren.
  1. Het lidwoord stemt overeen met het zelfstandig naamwoord (geslacht en aantal).
  2. Het lidwoord staat voor het zelfstandig naamwoord.
  3. Er zijn 4 bepaalde lidwoorden.
  4. Er zijn 4 onbepaalde lidwoorden.
Artículos definidos (Bepaalde lidwoorden)Masculino (Mannelijk)Femenino (Vrouwelijk)
Singular (Enkelvoud)El
(El libro (Het boek))
La
(La casa (Het huis))
Plural (Meervoud)Los
(Los libros (De boeken))
Las
(Las casas (De huizen))
Artículos indefinidos (Onbepaalde lidwoorden)Masculino (Mannelijk)Femenino (Vrouwelijk)
Singular (Enkelvoud)Un
(Un libro (Een boek))
Una
(Una casa (Een huis))
Plural (Meervoud)Unos
(Unos libros (Ongeveer boeken))
Unas
(Unas casas (Unas huizen))

Oefening 1: Los artículos en español

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

La, Las, El, la, Los, Unas, el

1.
... pueblo de María es pequeño y bonito.
(Het dorp van María is klein en mooi.)
2.
... ciudades de España son muy bonitas.
(Sommige steden in Spanje zijn erg mooi.)
3.
Madrid es ... ciudad más grande de España.
(Madrid is de grootste stad van Spanje.)
4.
España es ... país donde vivo.
(Spanje is het land waar ik woon.)
5.
... nacionalidades en mi clase son variadas.
(De nationaliteiten in mijn klas zijn gevarieerd.)
6.
... países de Europa son muy diversos.
(De landen van Europa zijn erg divers.)
7.
... nacionalidad de Juan es española.
(De nationaliteit van Juan is Spaans.)
8.
... pueblos de la región tienen mucha historia.
(De dorpjes in de regio hebben een rijke geschiedenis.)

Oefening 2: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. ¿De dónde eres? Soy de ____.

(Waar kom je vandaan? Ik kom uit ____. )

2. Vivo en ____ capital de Francia, París.

(Ik woon in ____ hoofdstad van Frankrijk, Parijs.)

3. Ella es ____ y vive en Portugal.

(Zij is ____ en woont in Portugal.)

4. En ____ se hablan varios idiomas.

(In ____ worden verschillende talen gesproken.)

5. ____ Países Bajos tienen muchas regiones interesantes.

(____ Nederland heeft veel interessante regio's.)

6. Vivo en ____ ciudad bonita en el Reino Unido.

(Ik woon in ____ mooie stad in het Verenigd Koninkrijk.)

Los artículos en español: een introductie

In deze les leer je over artículos in het Spaans, oftewel lidwoorden. Lidwoorden zijn kleine woorden die vóór zelfstandige naamwoorden staan en aangeven of het om iets specifiek of iets onbepaalds gaat.

Soorten artikelen

Er zijn twee hoofdtypen lidwoorden in het Spaans:

  • Gedefinieerde lidwoorden (artículos definidos): El, La, Los, Las
  • Onbepaalde lidwoorden (artículos indefinidos): Un, Una, Unos, Unas

Geslacht en getal

Belangrijk is dat het lidwoord overeenkomt met het zelfstandig naamwoord in geslacht (mannelijk of vrouwelijk) en getal (enkelvoud of meervoud). Bijvoorbeeld:

  • El libro (het boek, mannelijk enkelvoud)
  • La casa (het huis, vrouwelijk enkelvoud)
  • Los libros (de boeken, mannelijk meervoud)
  • Las casas (de huizen, vrouwelijk meervoud)
  • Un libro (een boek)
  • Una casa (een huis)

Structuur en plaatsing

In het Spaans staat het lidwoord altijd vóór het zelfstandig naamwoord, net als in het Nederlands. Bijvoorbeeld la mesa betekent "de tafel".

Verschillen met het Nederlands

In het Spaans zijn er vier vormen voor de bepaalde lidwoorden vanwege geslacht en meervoud, terwijl het Nederlands slechts "de" en "het" kent. Daarnaast kent het Spaans verschillende onbepaalde lidwoorden voor mannelijk/vrouwelijk en meervoud, namelijk un, una, unos, unas.
In het Nederlands gebruiken we "een" voor het onbepaalde lidwoord, ongeacht geslacht, maar in het Spaans is dat dus anders.
Ook zijn sommige adjectieven en lidwoorden in het Spaans duidelijk mannelijk of vrouwelijk, bijvoorbeeld portugués (mannelijk) en portuguesa (vrouwelijk), terwijl in het Nederlands deze verschillen niet bestaan.

Handige woorden en zinnen

  • ¿De dónde eres? — Soy de Italia.
  • Vivo en la capital de Francia, París.
  • Ella es portuguesa y vive en Portugal.
  • En Suiza se hablan varios idiomas.
  • Los Países Bajos tienen muchas regiones interesantes.
  • Vivo en una ciudad bonita en el Reino Unido.

Deze voorbeelden tonen het gebruik van lidwoorden in context, wat het begrip van geslacht en getal versterkt.

Geschreven door

Deze inhoud is ontworpen en beoordeeld door het coLanguage pedagogisch team. Over coLanguage