Deze les richt zich op het leren van Spaanse uitdrukkingen en werkwoorden voor plichten in de keuken, zoals 'hay que', 'tener que' en 'deber'. Je leert ingrediënten benoemen, eenvoudige dialogen voeren en werkwoordvervoegingen toepassen rond het thema koken en bakken op A1-niveau.
Luister- en leesmateriaal
Oefen woordenschat in context met echte materialen.
Woordenschat (13) Delen Gekopieerd!
Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Zinnen herschikken
Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.
Oefening 2: Een woord matchen
Instructie: Kom de vertalingen overeen
Oefening 3: Clusteren van woorden
Instructie: Classificeer deze woorden in twee groepen volgens hun functie in de keuken: basisingrediënten en kookhandelingen.
Ingredientes básicos
Acciones para cocinar
Oefening 4: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
La nata
De room
2
El tomate
De tomaat
3
El ajo
De knoflook
4
Mezclar
Mengen
5
La mantequilla
De boter
Ejercicio 5: Gespreksoefening
Instrucción:
- Leg elke stap uit van het bakken van pannenkoeken. (Leg elk stadium van het pannenkoeken bakken uit.)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Voorbeeldzinnen:
Es necesario cocinar la mantequilla. Het is noodzakelijk om de boter te koken. |
Debemos añadir la mantequilla y el azúcar. We moeten de boter en de suiker toevoegen. |
Tienes que añadir el aceite y la mantequilla a la mezcla. Je moet de olie en de boter aan het mengsel toevoegen. |
Tienes que mezclar los huevos, la leche y la sal. Je moet de eieren, de melk en het zout mengen. |
Cocina las tortitas en la sartén. Bak de pannenkoeken in de pan. |
Come las tortitas, ¡buen provecho! Eet de pannenkoeken, smakelijk eten! |
... |
Oefening 6: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 7: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Hay que ____ el aceite para empezar a cocinar.
(Je moet ____ de olie kopen om te beginnen met koken.)2. Tengo que ____ la harina y el azúcar para hacer la masa.
(Ik moet ____ het meel en de suiker mengen om het deeg te maken.)3. Debemos ____ la mantequilla cuando la mezcla esté lista.
(We moeten ____ de boter toevoegen als het mengsel klaar is.)4. Tienes que ____ la cebolla antes de cocinar el pulpo.
(Je moet ____ de ui snijden voordat je de octopus kookt.)Oefening 8: Een dag in de keuken
Instructie:
Werkwoordschema's
Cocinar - Koken
Presente
- yo cocino
- tú cocinas
- él/ella/usted cocina
- nosotros/nosotras cocinamos
- vosotros/vosotras cocináis
- ellos/ellas/ustedes cocinan
Mezclar - Mengen
Presente
- yo mezclo
- tú mezclas
- él/ella/usted mezcla
- nosotros/nosotras mezclamos
- vosotros/vosotras mezcláis
- ellos/ellas/ustedes mezclan
Deber - Moeten
Presente
- yo debo
- tú debes
- él/ella/usted debe
- nosotros/nosotras debemos
- vosotros/vosotras debéis
- ellos/ellas/ustedes deben
Tener - Moeten
Presente
- yo tengo
- tú tienes
- él/ella/usted tiene
- nosotros/nosotras tenemos
- vosotros/vosotras tenéis
- ellos/ellas/ustedes tienen
Oefening 9: Obligaciones - "Hay que, tener que, deber"
Instructie: Vul het juiste woord in.
Grammatica: Verplichtingen - "Hay que, tener que, deber"
Toon vertaling Toon antwoordenTengo que, Debemos, Debes, Tienes que, Hay que
Grammatica Delen Gekopieerd!
We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!
A1.17.2 Gramática
Obligaciones - "Hay que, tener que, deber"
Verplichtingen - "Hay que, tener que, deber"
Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les Delen Gekopieerd!
Cocinar koken Delen Gekopieerd!
Presente
Spaans | Nederlands |
---|---|
(yo) cocino | ik kook |
(tú) cocinas | jij kookt |
(él/ella) cocina | hij/zij kookt |
(nosotros/nosotras) cocinamos | wij koken |
(vosotros/vosotras) cocináis | jullie koken |
(ellos/ellas) cocinan | zij koken |
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Spaans oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.
Koken en bakken: Spaanse basisuitdrukkingen voor plichten
In deze les leer je hoe je in het Spaans over verplichtingen en taken in de keuken praat. We richten ons op het gebruik van de modale werkwoorden hay que, tener que en deber, die je helpen om aan te geven wat er moet gebeuren bij het bereiden van gerechten als "bizcocho casero con nata" (huisgemaakte cake met slagroom).
Belangrijke thema's en voorbeelden
- Volgorde van zinnen met verplichtingen, bijvoorbeeld: Hay que comprar harina para hacer la receta.
- Ingrediënten en kookacties: el aceite (olie), el ajo (knoflook), la harina (bloem), en werkwoorden als mezclar (mengen) en cocinar (koken).
- Diverse dialogen oefenen over het kopen van ingrediënten, het voorbereiden van recepten en het bespreken van taken in de keuken.
- Moeilijkheidsgraad A1: eenvoudige zinnen en alledaagse woorden die je direct kunt toepassen bij het koken.
Praktische grammatica
Je maakt kennis met werkwoordvervoegingen in de tegenwoordige tijd van relevante werkwoorden zoals cocinar, mezclar, deber en tener. Ook oefen je met invuloefeningen waarbij je het juiste werkwoord kiest om de zin af te maken, wat je helpt bij het automatiseren van deze belangrijke uitdrukkingen.
Verschillen tussen Nederlands en Spaans in de keuken
In het Spaans worden verschillende modale uitdrukkingen gebruikt om verplichtingen aan te geven, bijvoorbeeld hay que (men moet), tener que (moeten), en deber (zouden moeten). Dit is uitgebreider dan in het Nederlands, waar vaak alleen moeten wordt gebruikt. Daarnaast is het typisch Spaans om werkwoorden als mezclar en cocinar vaak samen of achter elkaar te gebruiken bij het beschrijven van kookstappen.
Enkele handige Spaanse keukenuitdrukkingen met Nederlandse equivalenten:
- Hay que cortar la cebolla. → Men moet de ui snijden.
- Tengo que preparar las tapas. → Ik moet de tapas klaarmaken.
- Debemos usar mantequilla. → We moeten boter gebruiken.