Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Leer de presente de indicativo van regelmatige Spaanse werkwoorden (-ar, -er, -ir) om dagelijkse handelingen te beschrijven. Ontdek vervoegingen van contact ar, deber, en cumplir en begrijp het gebruik van werkwoordsuitgangen zonder altijd persoonlijke voornaamwoorden te gebruiken.
  1. In het Spaans eindigen alle werkwoorden op -ar, -er, -ir, de drie conjugaties.
ContactarDeberCumplir
(Yo) contacto ((Ik) neem contact op)(Yo) debo ((Ik) debo)(Yo) cumplo ((Ik) voldoe)
(Tú) contactas ((Jij) contactas)(Tú) debes ((Jij) debes)(Tú) cumples ((Jij) cumples)
(Él / Ella / Usted) contacta ((Hij / Zij / U) contacteert)(Él / Ella / Usted) debe ((Hij / Zij / U) moet)(Él / Ella / Usted) cumple ((Hij / Zij / U) cumple)
(Nosotros / Nosotras) contactamos ((Wij) contacteren)(Nosotros / nosotras) debemos ((Wij) moeten)(Nosotros / nosotras) cumplimos  ((Wij) cumplimos)
(Vosotros / Vosotras) contactáis  ((Jullie) contacteren)(Vosotros / Vosotras) debéis  ((Jullie) moetenen)(Vosotros / Vosotras) cumplís  ((Jullie) cumplís)
(Ellos / Ellas / Ustedes) contactan  ((Zij) contactan )(Ellos / Ellas / Ustedes) deben ((Zij) deben)(Ellos / Ellas / Ustedes) cumplen ((Zij) vullenen)

Uitzonderingen!

  1. Normaal gesproken hoef je geen voornaamwoord te gebruiken, omdat de uitgang van het werkwoord duidelijk aangeeft wie of wat de handeling uitvoert.

Oefening 1: Presente de indicativo: los verbos regulares

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

trabaja, cumplen, apellidan, estudio, escribir, dice, contacta, viven

1.
Vivir: Ellos ... en España.
(Wonen: Zij wonen in Spanje.)
2.
Trabajar: El hombre ... en un piso cerca de la familia.
(Werken: De man werkt op een verdieping dicht bij het gezin.)
3.
Contactar: El hombre ... a la mujer con el móvil.
(Contact opnemen: De man neemt contact op met de vrouw via de mobiel.)
4.
Estudiar: Yo ... el número de la tarjeta de crédito.
(Studeren: Ik bestudeer het creditcardnummer.)
5.
Apellidarse: Ellas se ... García.
(Achternaam: Zij heten García.)
6.
Cumplir: Ellos ... cuarenta años.
(Vieren: Zij worden veertig jaar.)
7.
Decir: Él ... su fecha de nacimiento.
(Zeg: Hij zegt zijn geboortedatum.)
8.
Escribir: Tú ... tu lugar de nacimiento al profesor.
(Schrijf: Jij schrijft je geboorteplaats aan de leraar.)

Oefening 2: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. Si __________ la arroba en el correo electrónico, el email es válido.

(Als je __________ de apenstaart in het e-mailadres typt, is de e-mail geldig.)

2. Tú __________ con tus amigos por el móvil.

(Jij __________ contact op met je vrienden via de mobiel.)

3. Si __________ español, practicas nuevas palabras.

(Als je __________ Spaans studeert, oefen je nieuwe woorden.)

4. Ellos __________ con sus obligaciones en el trabajo.

(Zij __________ hun verplichtingen op het werk na.)

5. Nosotros __________ por correo electrónico.

(Wij __________ contact op via e-mail.)

6. Si __________ diez menos cinco, tienes cinco.

(Als je __________ tien min vijf aftrekt, houd je vijf over.)

Introductie tot de tegenwoordige tijd van regelmatige werkwoorden

In deze les leer je de presente de indicativo (tegenwoordige tijd) van regelmatige Spaanse werkwoorden. Dit is een van de basisgrammatica onderwerpen voor beginners (niveau A1) en helpt je om over dagelijkse activiteiten te praten. In het Spaans bestaan regelmatige werkwoorden uit drie groepen op basis van hun uitgang: -ar, -er en -ir. Voorbeelden die je gaat ontmoeten zijn contactar (contact maken), deber (moeten) en cumplir (nakomen).

Belangrijke kenmerken van de presente de indicativo

  • Wordt gebruikt om te spreken over handelingen die nu plaatsvinden.
  • De verbuigingen veranderen afhankelijk van het onderwerp, bijvoorbeeld (yo) contacto versus (tú) contactas.
  • De persoonlijke voornaamwoorden (yo, tú, él, nosotros, vosotros, ellos) worden vaak weggelaten omdat de werkwoordsuitgang het onderwerp duidelijk maakt.

Voorbeelden van vervoegingen

Hier zijn enkele vervoegingen om te onthouden:

  • Contactar: yo contacto, tú contactas, él contacta, nosotros contactamos, vosotros contactáis, ellos contactan.
  • Deber: yo debo, tú debes, él debe, nosotros debemos, vosotros debéis, ellos deben.
  • Cumplir: yo cumplo, tú cumples, él cumple, nosotros cumplimos, vosotros cumplís, ellos cumplen.

Verschillen met het Nederlands

In tegenstelling tot het Spaans verandert de werkwoordvervoeging in het Nederlands minder sterk afhankelijk van het onderwerp. Spaans legt ook nadruk op de uitgang van het werkwoord om het onderwerp aan te geven, waardoor persoonlijke voornaamwoorden soms kunnen worden weggelaten. Bijvoorbeeld, in het Spaans zeg je vaak alleen contacto in plaats van yo contacto. In het Nederlands gebruik je echter regelmatig het onderwerp, zoals in "Ik contacteer".

Handige Spaanse werkwoorden voor dit niveau zijn hablar (spreken), comer (eten) en vivir (leven/wonen). Ze volgen hetzelfde patroon van vervoeging en zullen je helpen om snel eenvoudige zinnen te vormen.

Geschreven door

Deze inhoud is ontworpen en beoordeeld door het coLanguage pedagogisch team. Over coLanguage

Profile Picture

Alessia Calcagni

Talen voor communicatie in internationale ondernemingen en organisaties

Università degli Studi di Modena e Reggio Emilia

University_Logo

Laatst bijgewerkt:

donderdag, 29/05/2025 15:34