Leer in deze les hoe je in het Spaans prijzen en betaalmethoden bespreekt. Ontdek belangrijke woorden zoals 'efectivo', 'tarjeta', 'descuento' en oefenen met praktische dialogen in winkels en cafés. Verwerf basiskennis over werkwoorden en zinsconstructies rondom geld en aankopen.
Luister- en leesmateriaal
Oefen woordenschat in context met echte materialen.
Woordenschat (16) Delen Gekopieerd!
Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Zinnen herschikken
Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.
Oefening 2: Een woord matchen
Instructie: Kom de vertalingen overeen
Oefening 3: Clusteren van woorden
Instructie: Classificeer de volgende woorden in twee categorieën gerelateerd aan geld en betaalwijzen.
Medios de pago
Precios y acciones de compra
Oefening 4: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
Vender
Verkopen
2
El descuento
De korting
3
El euro
De euro
4
La tarjeta
De kaart
5
La factura
De factuur
Ejercicio 5: Gespreksoefening
Instrucción:
- Stel je voor dat je op de markt bent. Wat zou je willen kopen? Hoe betaal je? (Stel je voor dat je op de markt bent. Wat zou je willen kopen? Hoe betaal je?)
- Noem en bespreek de prijzen. Is het goedkoop of duur? Vraag om korting. (Noem en bespreek de prijzen. Is het goedkoop of duur? Vraag om een korting.)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Voorbeeldzinnen:
Quiero comprar pan y manzanas. Ik wil wat brood en appels kopen. |
No quiero comprar nada. Ik wil niets kopen. |
Las naranjas son bastante caras. De sinaasappels zijn behoorlijk duur. |
Las cebollas son baratas. De uien zijn goedkoop. |
¿Puedo pagar en efectivo o con tarjeta? Kan ik contant betalen of met pin? |
¿Hay algún descuento para las verduras? Is er een korting op de groenten? |
¿Cuánto cuestan las naranjas? Hoeveel kosten de sinaasappels? |
Las manzanas cuestan tres euros con cincuenta. De appels kosten drie euro vijftig. |
... |
Oefening 6: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 7: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. ¿Cuánto ____ usted por esta camisa en la tienda?
(Hoeveel ____ u voor dit overhemd in de winkel?)2. Esta camisa ____ veinte euros, pero tiene un descuento.
(Dit overhemd ____ twintig euro, maar heeft een korting.)3. Yo siempre ____ con tarjeta en esta tienda porque es más seguro.
(Ik ____ altijd met kaart in deze winkel omdat het veiliger is.)4. Ellos ____ productos locales y el precio es bastante barato.
(Zij ____ lokale producten en de prijs is vrij goedkoop.)Oefening 8: Winkelen in de winkel met verschillende betaalmethoden
Instructie:
Werkwoordschema's
Pagar - Betalen
Presente
- yo pago
- tú pagas
- él/ella/Ud. paga
- nosotros pagamos
- vosotros pagáis
- ellos/ellas/Uds. pagan
Ser - Zijn
Presente
- yo soy
- tú eres
- él/ella/Ud. es
- nosotros somos
- vosotros sois
- ellos/ellas/Uds. son
Comprar - Kopen
Presente
- yo compro
- tú compras
- él/ella/Ud. compra
- nosotros compramos
- vosotros compráis
- ellos/ellas/Uds. compran
Costar - Kosten
Presente
- yo cuesto
- tú cuestas
- él/ella/Ud. cuesta
- nosotros costamos
- vosotros costáis
- ellos/ellas/Uds. cuestan
Vender - Verkopen
Presente
- yo vendo
- tú vendes
- él/ella/Ud. vende
- nosotros vendemos
- vosotros vendéis
- ellos/ellas/Uds. venden
Oefening 9: Adverbios de cantidad: "Mucho, poco, bastante,..."
Instructie: Vul het juiste woord in.
Grammatica: Bijwoorden van hoeveelheid: "Mucho, poco, bastante, ..."
Toon vertaling Toon antwoordenpoco, muchas, pocos, nada, mucha, mucho, bastante
Grammatica Delen Gekopieerd!
We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!
A1.19.2 Gramática
Adverbios de cantidad: "Mucho, poco, bastante,..."
Bijwoorden van hoeveelheid: "Mucho, poco, bastante, ..."
Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les Delen Gekopieerd!
Pagar betalen Delen Gekopieerd!
Presente
Spaans | Nederlands |
---|---|
(yo) pago | ik betaal |
(tú) pagas | jij betaalt |
(él/ella) paga | hij betaalt / zij betaalt |
(nosotros/nosotras) pagamos | wij betalen |
(vosotros/vosotras) pagáis | jullie betalen |
(ellos/ellas) pagan | zij betalen |
Vender verkopen Delen Gekopieerd!
Presente
Spaans | Nederlands |
---|---|
(yo) vendo | ik verkoop |
(tú) vendes | jij verkoopt |
(él/ella) vende | hij/zij verkoopt |
(nosotros/nosotras) vendemos | wij verkopen |
(vosotros/vosotras) vendéis | jullie verkopen |
(ellos/ellas) venden | zij verkopen |
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Spaans oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.
Prijzen en geld in het Spaans
In deze les ontdek je hoe je over prijzen en geld kunt praten in het Spaans. Je leert veelgebruikte uitdrukkingen om te vragen naar prijzen, manieren om te betalen en belangrijke bijwoorden van hoeveelheid zoals mucho, poco en bastante. Bijvoorbeeld, zinnen als: „¿Cuánto cuesta esta chaqueta?” (Hoeveel kost dit jasje?) en „¿Puedo pagar con tarjeta o solo con efectivo?” (Kan ik met kaart betalen of alleen contant?) helpen je om makkelijk te communiceren in winkels en cafés.
Belangrijke woorden en thema’s
- Medios de pago (Betaalmethoden): el efectivo (contant geld), la tarjeta (kaart), los billetes (bankbiljetten), la moneda (muntgeld), el euro.
- Precios y acciones de compra (Prijzen en koopacties): barato (goedkoop), caro (duur), el descuento (korting), pagar (betalen).
Praktische dialogen
Je oefent met echte situaties, zoals prijzen vragen in een kledingwinkel of café. Bijvoorbeeld:
- „¿Cuánto cuesta esta camisa?” — „Esta camisa cuesta veinte euros.”
- „¿Puedo pagar con tarjeta?” — „Sí, aceptamos tarjeta y también efectivo.”
Werkwoorden en vervoegingen
Er is speciale aandacht voor de tegenwoordige tijd van belangrijke werkwoorden zoals pagar, ser, comprar, costar en vender. Bijvoorbeeld, „yo pago”, „él compra”, „nosotros vendemos”. Deze kennis helpt je om correcte zinnen te vormen over kopen en betalen.
Vergelijking Spaans en Nederlands over prijzen
In het Spaans is het gebruikelijk om het werkwoord costar te gebruiken om te vragen naar prijzen, zoals in „¿Cuánto cuesta?”. In het Nederlands zou je gewoon „Hoeveel kost ...?” zeggen, wat letterlijk vergelijkbaar is. Daarnaast is pagar belangrijk om te kennen, wat „betalen” betekent. In het Spaans zijn betaalmiddelen duidelijk benoemd (contant = efectivo, kaart = tarjeta), dus het helpt om deze woorden te onthouden voor praktische situaties.