'¿Adivina Quién?' es un juego muy popular también en España.
'¿Adivina Quién?' is ook een heel populair spel in Spanje.

Oefening 1: Luistervaardigheid

Instructie: Bekijk de video en herken de woordenschat. Beantwoord vervolgens de onderstaande vragen.

Woord Vertaling
lleva gafas draagt een bril
el bigote de snor
calvo kaal
¿tu personaje lleva gafas? heeft jouw personage een bril?
los ojos azules blauwe ogen
Cómo ganar siempre en el juego ¿Quién es quién?. (Hoe je altijd kunt winnen bij het spel 'Wie is het?'.)
Preguntas simples como “¿tu personaje lleva gafas?”, “¿tiene bigote?” o “¿es calvo?” no ayudan mucho porque varios personajes tienen esos mismos detalles. (Eenvoudige vragen zoals "draagt jouw personage een bril?", "heeft hij een snor?" of "is hij kaal?" helpen niet veel, omdat meerdere personages dezelfde kenmerken hebben.)
Con un poco de suerte, puedes adivinar quién es tu personaje en ocho turnos, pero si preguntas sobre dos características a la vez, lo adivinarás en sólo cinco turnos. (Met een beetje geluk kun je raden wie jouw personage is in acht beurten, maar als je naar twee eigenschappen tegelijk vraagt, raad je het al in slechts vijf beurten.)
Por ejemplo puedes preguntar: “¿Tu personaje lleva gafas o tiene bigote?” (Je kunt bijvoorbeeld vragen: "draagt jouw personage een bril of heeft hij een snor?")
O también: “¿Tu personaje tiene los ojos azules o lleva sombrero?” (Of: "heeft jouw personage blauwe ogen of draagt hij een hoed?")
Por último, no confundas la letra O con la I, porque eso te hará perder la partida. (Verwar ten slotte de letter O niet met de I, want dat doet je de ronde verliezen.)

Oefening 2: Dialoog

Instructie: Lees de dialoog en beantwoord de vragen.

Dos amigos jugando el juego "¿Adivina Quién?"

Twee vrienden spelen het spel "Wie is het?"
1. Pablo: ¿Tu personaje es bajo? (Is jouw personage klein?)
2. Sara: No, es bastante alto. (Nee, hij is best lang.)
3. Pablo: ¿Tiene el pelo corto? (Heeft hij kort haar?)
4. Sara: Sí, y también es muy guapo. (Ja, en hij is ook heel knap.)
5. Pablo: ¿Es un actor moreno? (Is het een donkere acteur?)
6. Sara: Exacto. ¡Siempre te lo pongo fácil! (Precies. Ik maak het je altijd makkelijk!)
7. Pablo: ¡Lo sabía! Es Antonio Banderas. Ahora te toca a ti. (Ik wist het! Het is Antonio Banderas. Nu is het jouw beurt.)
8. Sara: Vale, ¿tu personaje es una actriz con el pelo largo? (Oké, is jouw personage een actrice met lang haar?)
9. Pablo: Sí, largo y castaño. (Ja, lang en bruin.)
10. Sara: ¿La gente la encuentra muy guapa? (Vinden mensen haar heel knap?)
11. Pablo: Sí, y también es muy elegante. (Ja, en ze is ook erg elegant. Ze is erg beroemd en heeft veel prijzen.)
12. Sara: ¡Entonces es Penélope Crúz! (Dan is het Penélope Cruz!)

Oefening 3: Vragen over de tekst

Instructie: Lees de bovenstaande tekst en kies het juiste antwoord.

1. ¿Cómo describe Pablo y Sara al personaje de Antonio Banderas?

(Hoe beschrijven Pablo en Sara het personage van Antonio Banderas?)

2. ¿Qué característica del pelo de Antonio Banderas menciona Sara?

(Welke haar-kenmerk van Antonio Banderas noemt Sara?)

3. ¿Qué dice Pablo sobre la actriz con pelo largo y castaño?

(Wat zegt Pablo over de actrice met lang kastanjebruin haar?)

4. ¿Quiénes son los personajes famosos que adivinan Pablo y Sara?

(Wie zijn de beroemde personen die Pablo en Sara raden?)

Oefening 4: Openingsvragen voor gesprekken

Instructie: Beantwoord de vragen en corrigeer ze met je leraar.

  1. ¿Cómo describirías a una persona que para ti es elegante?
  2. Hoe zou je een persoon beschrijven die volgens jou elegant is?
  3. ¿Prefieres el pelo corto o largo? ¿Por qué?
  4. Heb je liever kort haar of lang haar? Waarom?
  5. ¿Conoces a algún famoso que se parezca a tu descripción?
  6. Ken je een beroemdheid die lijkt op jouw beschrijving?
  7. ¿Qué adjetivos usarías para describir a una persona morena?
  8. Welke bijvoeglijke naamwoorden zou je gebruiken om een donkerharig persoon te beschrijven?