Salir a tomar unas cervezas y unas tapas y comer o cenar fuera son los planes más habituales de los españoles para disfrutar de su tiempo libre.
Een biertje drinken en wat tapas eten, en buiten de deur lunchen of dineren zijn de meest gebruikelijke plannen van de Spanjaarden om van hun vrije tijd te genieten.

Oefening 1: Luistervaardigheid

Instructie: Bekijk de video en herken de woordenschat. Beantwoord vervolgens de onderstaande vragen.

Woord Vertaling
tomar unas cervezas een biertje drinken
con los amigos met vrienden
tomar una caña een pilsje drinken
ir a cenar uit eten gaan
salir uitgaan
comer fuera buiten de deur eten
ir al cine naar de bioscoop gaan
ir al teatro naar het theater gaan
estar en la barra bij de bar staan
los fines de semana in de weekenden
¿Cuál es el lugar favorito de los españoles para descansar? (Wat is de favoriete plek van de Spanjaarden om te ontspannen?)
Una encuesta llamada “Los hábitos de ocio de los españoles” responde a esta pregunta. (Een enquête met de titel "De vrijetijdgewoonten van de Spanjaarden" beantwoordt deze vraag.)
Tomar unas cervezas con amigos o cenar con la familia o con amigos es algo muy común. (Een biertje drinken met vrienden of met familie of vrienden dineren is heel gebruikelijk.)
Salir a tomar tapas y comer fuera es un plan que mucha gente hace. (Tapas eten en buitenshuis eten is een plan dat veel mensen maken.)
Todo gira alrededor del bar y los locales de comida. (Alles draait om de bar en eetgelegenheden.)
Se puede tomar una cerveza antes de ir al cine o después de ir al teatro. (Je kunt een biertje drinken vóór je naar de bioscoop gaat of nadat je naar het theater bent geweest.)
Los españoles aprovechan su tiempo libre principalmente los fines de semana. (Spanjaarden besteden hun vrije tijd vooral in het weekend.)
El 44% dice que solo sale de viernes a domingo; muchos quisieran salir también entre semana. (44% zegt dat ze alleen van vrijdag tot zondag uitgaan; velen zouden ook graag doordeweeks uitgaan.)

Oefening 2: Dialoog

Instructie: Lees de dialoog en beantwoord de vragen.

Es viernes y María está organizando un tardeo después del trabajo.

Het is vrijdag en María organiseert een borrel na het werk.
1. Eduardo: María, tienes un momento? (María, heb je even tijd?)
2. María: Sí, dime, ¿qué pasa? (Ja, zeg het maar, wat is er aan de hand?)
3. Eduardo: ¿Tienes planes para esta noche? Estoy organizando una quedada. (Heb je plannen voor vanavond? Ik organiseer een bijeenkomst.)
4. María: ¡Qué bien! Después de esta semana, me viene perfecto. (Wat leuk! Na deze week komt dat goed uit.)
5. Eduardo: Vamos a ir al centro, a un bar para tomar algo. (We gaan naar het centrum, naar een bar om iets te drinken.)
6. María: ¿Quiénes van al final? (Wie gaan er uiteindelijk mee?)
7. Eduardo: De mi equipo vienen Ana, Javier y Marta, y también invité a dos compañeros de marketing. (Van mijn team komen Ana, Javier en Marta, en ik heb ook twee collega’s van marketing uitgenodigd.)
8. María: Perfecto. (Perfect.)
9. Eduardo: Después quizá vayamos a un espectáculo o a un concierto cerca de Sol. (Misschien gaan we daarna naar een voorstelling of een concert in de buurt van Sol.)
10. María: Suena muy bien. Hoy me apetece salir un poco. (Klinkt goed. Ik heb vandaag zin om even uit te gaan.)
11. Eduardo: Entonces, ¿vienes? Salimos sobre las siete. (Dus, ga je mee? We gaan rond zeven uur weg.)
12. María: Sí, cuenta conmigo. (Ja, reken maar op mij.)

Oefening 3: Vragen over de tekst

Instructie: Lees de bovenstaande tekst en kies het juiste antwoord.

1. ¿Qué quiere organizar Eduardo?

(Wat wil Eduardo organiseren?)

2. ¿Quiénes van a ir con Eduardo al tardeo?

(Wie gaan er mee met Eduardo naar de borrel?)

3. ¿Qué planes tienen después de tomar algo?

(Wat zijn hun plannen na het drankje?)

4. ¿A qué hora salen para el tardeo?

(Hoe laat vertrekken ze voor de borrel?)

Oefening 4: Openingsvragen voor gesprekken

Instructie: Beantwoord de vragen en corrigeer ze met je leraar.

  1. ¿Qué planes prefieres para relajarte después de una semana de trabajo y por qué?
  2. Welke plannen heb je het liefst om te ontspannen na een week werken en waarom?
  3. ¿Cómo organizas las salidas con tus compañeros de trabajo o amigos?
  4. Hoe organiseer je uitjes met je collega’s of vrienden?
  5. ¿Qué tipo de espectáculos o actividades culturales te gusta más para disfrutar los fines de semana?
  6. Wat voor soort voorstellingen of culturele activiteiten vind je het leukst om in het weekend van te genieten?
  7. ¿Crees que es importante salir y socializar después del trabajo? Explica tu opinión.
  8. Denk je dat het belangrijk is om na het werk eropuit te gaan en te socializen? Leg je mening uit.