10K+ studenten - 4.8/5
Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie
En el vídeo, la presentadora y la vendedora calculan cuánto cuestan los ingredientes para preparar un gazpacho.
In de video berekenen de presentatrice en de verkoopster hoeveel de ingrediënten kosten om gazpacho te maken.

Oefening 1: Woordbingo

Instructie: 1. Luister minimaal twee keer naar de video en geef de woorden aan die je hoort. 2. Gebruik de woorden om een gesprek te vormen met je docent (schrijf je gesprek op). 3. Memoriseer de woorden met de woordentrainer.

Woord Vertaling
calculamos we rekenen uit
¿a cuánto está? hoeveel kost het?
a dos euros twee euro
un kilo een kilo
uno coma ochenta y nueve één komma negenentachtig
uno coma veinte één komma twintig
calculando rekenen uit
tres coma veintisiete drie komma zevenentwintig

Oefening 2: Dialoog

Instructie: 1. Lees de dialoog in tweetallen. 2. Memoriseer de zinnen door de vertaling af te dekken. 3. Dek de regels van één spreker af, geef alternatieve antwoorden met je leraar en schrijf ze op.

Pedro va al mercado para comprar verduras para hacer el gazpacho.

Pedro gaat naar de markt om groenten te kopen voor het maken van gazpacho.
1. Pedro : ¡Buenos días! ¿A cuánto están los tomates? (Goedemorgen! Hoeveel kosten de tomaten?)
2. Vendedora : ¡Buenos días! Los tomates están a dos euros el kilo. (Goedemorgen! De tomaten kosten twee euro per kilo.)
3. Pedro : Vale. Quiero un kilo de tomates, por favor. ¿Cuánto cuestan tres pepinos? (Oké. Ik wil een kilo tomaten, alsjeblieft. Hoeveel kosten drie komkommers?)
4. Vendedora : El pepino está a un euro con ochenta el kilo. Tres pepinos cuestan dos euros con cincuenta. (De komkommer kost één euro tachtig per kilo. Drie komkommers kosten twee euro vijftig.)
5. Pedro : Perfecto. También necesito cuatro cebollas. (Perfect. Ik heb ook vier uien nodig.)
6. Vendedora : Vale, eso es un kilo. La cebolla cuesta dos euros el kilo. (Oké, dat is een kilo. De ui kost twee euro per kilo.)
7. Pedro : Y cinco pimientos verdes, ¿cuánto cuestan? (En vijf groene paprika's, hoeveel kosten die?)
8. Vendedora : El pimiento está a uno con cincuenta el kilo. Cinco pimientos son dos kilos. (De paprika kost anderhalve euro per kilo. Vijf paprika's wegen twee kilo.)
9. Pedro : Perfecto. En total tengo: un kilo de tomates, tres pepinos, cuatro cebollas y cinco pimientos verdes. ¿Cuánto es en total? (Perfect. In totaal heb ik: een kilo tomaten, drie komkommers, vier uien en vijf groene paprika's. Hoeveel is dat in totaal?)
10. Vendedora : Vamos a sumar: dos euros, más dos con cincuenta, más dos, más tres, son nueve euros con cincuenta. (Laten we optellen: twee euro, plus twee euro vijftig, plus twee euro, plus drie euro, is negen euro vijftig.)
11. Pedro : Aquí tiene diez euros. (Hier heeft u tien euro.)

Oefening 3: Vragen over de tekst

Instructie: Lees de bovenstaande tekst en kies het juiste antwoord.

1. ¿Cuánto cuesta un kilo de tomates?

(Hoeveel kost een kilo tomaten?)

2. ¿Cuántos pepinos compra Pedro?

(Hoeveel komkommers koopt Pedro?)

3. ¿Cuánto cuestan las cuatro cebollas?

(Hoeveel kosten de vier uien?)

4. ¿Cuál es el total que paga Pedro por todo?

(Wat is het totaal dat Pedro betaalt voor alles?)

Oefening 4: Openingsvragen voor gesprekken

Instructie: Bespreek de volgende vragen met je leraar met behulp van de woordenschat uit deze les, en schrijf je antwoorden op.

  1. ¿Qué frutas o verduras te gusta comprar en el mercado y por qué?
    2. Welke fruit of groenten koop je graag op de markt en waarom?
  2. Si compras dos kilos de tomates, ¿cuánto cuesta en total?
    3. Als je twee kilo tomaten koopt, hoeveel kost dat in totaal?
  3. Describe una compra que haces normalmente usando números del uno al diez.
    4. Beschrijf een aankoop die je normaal gesproken doet met gebruik van getallen van één tot tien.
  4. Explica cómo calcularías el precio total de varios productos si sabes el precio por kilo y la cantidad que quieres.
    5. Leg uit hoe je de totale prijs zou berekenen van verschillende producten als je de prijs per kilo en de hoeveelheid die je wilt weet.