Leer a formar fechas en español con estructuras clave como "1 de enero de 2023" y expresiones como "¿Qué día es hoy?" para usar días, meses y años correctamente.
- De data volgen de volgorde: dag + de + maand + de + jaar.
- De maanden worden altijd met een kleine letter geschreven.
- Om alleen de dag en maand te noemen: "15 de agosto", zonder het jaar.
Formato (Formaat) | Ejemplo (Voorbeeld) |
---|---|
Fecha completa (Volledige datum) | 1 de enero de 2023 (1 januari 2023) |
Fecha sin año (Datum zonder jaar) | 15 de agosto (15 augustus) |
Fecha con día de la semana (Datum met dag van de week) | Martes, 5 de julio de 2022 (Dinsdag, 5 juli 2022) |
Pregunta (Vraag) | ¿Qué día es hoy? - Es el 3 de abril. (Welke dag is het vandaag? - Het is 3 april.) |
Uso en contexto (Gebruik in context) | Las vacaciones empiezan el 15 de junio. (De vakantie begint 15 juni.) |
Uitzonderingen!
- Op de eerste dag van de maand gebruik je "el 1º" of "el primero".
- Om over een jaarlijks evenement te praten, gebruik je "cada año el 6 de enero".
- De dagen van de week worden niet met een hoofdletter geschreven in het Spaans.
Oefening 1: ¿Cómo se forman las fechas?
Instructie: Vul het juiste woord in.
3 de abril, el 25 de diciembre, el 31 de diciembre, el 12 de octubre, El 10 de mayo, el primero de julio, el 15 de septiembre, 5 de junio
Oefening 2: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. La Navidad es ___ cada año.
(Kerstmis is ___ elk jaar.)2. Las vacaciones empiezan ___ .
(De vakantie begint ___ .)3. La Semana Santa es en ___ , según el año.
(De Goede Week is in ___ , afhankelijk van het jaar.)4. El año nuevo comienza ___ .
(Het nieuwe jaar begint ___ .)5. La Nochevieja es ___ .
(Oudjaar is ___ .)6. El fin de semana empieza ___ .
(Het weekend begint ___ .)