Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Gesprek

1. Camarero: Buenas noches, bienvenido a nuestro restaurante. ¿Tiene reserva? (Goedenavond, welkom in ons restaurant. Heeft u een reservering?) Show
2. Ana: Sí, he reservado a nombre de Ana, para una persona. (Ja, ik heb gereserveerd op naam van Ana, voor één persoon.) Show
3. Camarero: Muy bien, ¿puede esperar un momento en la barra, por favor? Estamos preparando su mesa. (Prima, kunt u even wachten aan de bar, alstublieft? We zijn uw tafel aan het klaarmaken.) Show
4. Ana: Claro, no hay problema. (Natuurlijk, geen probleem.) Show
5. Camarero: Gracias por esperar. Aquí tiene el menú. ¿Quiere algo para beber? (Bedankt voor het wachten. Hier is het menu. Wilt u iets te drinken?) Show
6. Ana: Sí, me gustaría una copa de vino blanco, por favor. (Ja, ik wil graag een glas witte wijn, alstublieft.) Show
7. Camarero: Perfecto. ¿Ya sabe qué va a comer? (Perfect. Weet u al wat u gaat eten?) Show
8. Ana: Sí, quiero el plato del día. ¿Qué lleva? (Ja, ik wil het dagschotel. Wat zit er in?) Show
9. Camarero: Hoy el plato es paella de marisco. Está muy buena. (Vandaag is het gerecht zeevruchtenpaella. Het is erg lekker.) Show
10. Ana: Genial, lo quiero. ¿Y de postre, qué recomienda? (Geweldig, die wil ik. En als toetje, wat raadt u aan?) Show
11. Camarero: El flan casero es muy popular. Muchos clientes lo piden. (De huisgemaakte flan is erg populair. Veel klanten bestellen het.) Show
12. Ana: Entonces, quiero un flan. Y por favor, ¿me puede traer una botella de agua? (Dan wil ik een flan. En kunt u mij alstublieft een fles water brengen?) Show
13. Camarero: Claro, ¿algo más? (Natuurlijk, nog iets anders?) Show
14. Ana: No, eso es todo, gracias. (Nee, dat is alles, dank u.) Show

Oefening 1: Discussievragen

Instructie: Bespreek de vragen nadat je naar de audio hebt geluisterd of de tekst hebt gelezen.

  1. ¿A nombre de quién está la reserva?
  2. Op welke naam staat de reservering?
  3. ¿Qué plato del día ofrece el camarero?
  4. Welke dagschotel biedt de ober aan?
  5. ¿Qué ha pedido Ana de postre?
  6. Wat heeft Ana als toetje gevraagd?
  7. ¿Qué pide Ana para beber?
  8. Wat vraagt Ana te drinken?
  9. ¿Qué te gusta pedir de postre cuando sales a comer fuera?
  10. Wat bestel je graag als nagerecht als je uit eten gaat?