Leer de Spaanse namen van huishoudelijke apparaten en hoe je onregelmatige werkwoorden zoals hacer, poner en dar gebruikt in dagelijkse zinnen. Oefen praktische dialogen en begrijp belangrijke verschillen met het Nederlands in de context van schoonmaken en koken.
Luister- en leesmateriaal
Oefen woordenschat in context met echte materialen.
Woordenschat (16) Delen Gekopieerd!
Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Zinnen herschikken
Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.
Oefening 2: Een woord matchen
Instructie: Kom de vertalingen overeen
Oefening 3: Clusteren van woorden
Instructie: Classificeer de woorden in twee categorieën volgens het soort huishoudapparaat om je te helpen ze te onthouden.
Electrodomésticos para cocinar
Electrodomésticos para limpiar y secar
Oefening 4: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
El lavaplatos
De vaatwasser
2
Poner
Zetten
3
La aspiradora
De stofzuiger
4
La plancha
Het strijkijzer
5
Secar
Drogen
Ejercicio 5: Gespreksoefening
Instrucción:
- Noem elk apparaat en, indien mogelijk, waar het voor wordt gebruikt. (Noem elk apparaat en, indien mogelijk, waarvoor het wordt gebruikt.)
- Geef aan welke van die apparaten je meestal gebruikt. (Vertel welke van die apparaten je meestal gebruikt.)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Voorbeeldzinnen:
Hay un horno en la cocina. Er is een oven in de keuken. |
Hay una nevera grande en la cocina. Er is een grote koelkast in de keuken. |
La aspiradora se usa para limpiar. De stofzuiger wordt gebruikt om schoon te maken. |
Enciendes el radiador cuando hace frío. Je zet de radiator aan wanneer het koud is. |
Uso la secadora para secar mi ropa más rápido. Ik gebruik de droger om mijn kleren sneller te drogen. |
Puedes poner tu ropa en el armario. Je kunt je kleren in de kledingkast leggen. |
... |
Oefening 6: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 7: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Yo _____ la lavadora antes de salir de casa.
(Ik _____ de wasmachine aan voordat ik het huis verlaat.)2. Después, yo _____ la aspiradora del salón a la cocina para limpiar.
(Daarna _____ ik de stofzuiger van de woonkamer naar de keuken om schoon te maken.)3. Cuando hace frío, yo _____ el radiador para tener calor.
(Als het koud is, _____ ik de radiator aan om warm te krijgen.)4. Por último, yo _____ la comida en el microondas antes de comer.
(Ten slotte _____ ik het eten op in de magnetron voordat ik eet.)Oefening 8: Thuis met de huishoudelijke apparaten
Instructie:
Werkwoordschema's
Poner - Zetten (aan)
Presente
- Yo pongo
- Tú pones
- Él/Ella/Usted pone
- Nosotros ponemos
- Vosotros ponéis
- Ellos/Ellas/Ustedes ponen
Encender - Aansteken
Presente
- Yo enciendo
- Tú enciendes
- Él/Ella/Usted enciende
- Nosotros encendemos
- Vosotros encendéis
- Ellos/Ellas/Ustedes encienden
Traer - Brengen
Presente
- Yo traigo
- Tú traes
- Él/Ella/Usted trae
- Nosotros traemos
- Vosotros traéis
- Ellos/Ellas/Ustedes traen
Calentar - Opwarmen
Presente
- Yo caliento
- Tú calientas
- Él/Ella/Usted calienta
- Nosotros calentamos
- Vosotros calentáis
- Ellos/Ellas/Ustedes calientan
Apagar - Uitzetten
Presente
- Yo apago
- Tú apagas
- Él/Ella/Usted apaga
- Nosotros apagamos
- Vosotros apagáis
- Ellos/Ellas/Ustedes apagan
Oefening 9: Los verbos irregulares: "Yo hago, yo pongo, yo doy, ..."
Instructie: Vul het juiste woord in.
Grammatica: De onregelmatige werkwoorden: "Yo hago, yo pongo, yo doy, ..."
Toon vertaling Toon antwoordenhago, caliento, pongo, enciendo, traigo
Grammatica Delen Gekopieerd!
We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!
A1.34.2 Gramática
Los verbos irregulares: "Yo hago, yo pongo, yo doy, ..."
De onregelmatige werkwoorden: "Yo hago, yo pongo, yo doy, ..."
Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les Delen Gekopieerd!
Traer brengen Delen Gekopieerd!
Presente
Spaans | Nederlands |
---|---|
(yo) traigo | ik breng |
(tú) traes | jij brengt |
(él/ella) trae | hij/zij brengt |
(nosotros/nosotras) traemos | wij brengen |
(vosotros/vosotras) traéis | jullie brengen |
(ellos/ellas) traen | zij brengen |
Poner zetten Delen Gekopieerd!
Presente
Spaans | Nederlands |
---|---|
(yo) pongo | ik zet |
(tú) pones | jij zet |
(él/ella) pone | hij/zij zet |
(nosotros/nosotras) ponemos | wij zetten |
(vosotros/vosotras) ponéis | jullie zetten |
(ellos/ellas) ponen | zij zetten |
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Spaans oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.
Huishoudelijke apparaten en veelgebruikte werkwoorden in het Spaans
In deze les leer je niet alleen de namen van veelvoorkomende huishoudelijke apparaten, maar ook hoe je ze gebruikt in dagelijkse zinnen. Je oefent met onregelmatige werkwoorden zoals "hacer" (doen/maken), "poner" (zetten/plaatsen), en "dar" (geven) in de tegenwoordige tijd. Bijvoorbeeld: Yo pongo la lavadora antes de salir de casa of Enciendo el radiador cuando hace frío en invierno.
Belangrijke woordenschat: huishoudelijke apparaten
- Voor het koken: el horno (de oven), el microondas (de magnetron), el frigorífico (de koelkast), el lavaplatos (de vaatwasser)
- Voor schoonmaken en drogen: la aspiradora (de stofzuiger), la lavadora (de wasmachine), la plancha (het strijkijzer), la secadora (de droger)
Praktische zinnen en dialogen
Je kunt eenvoudige gesprekken oefenen waarbij je apparaten bespreekt, zoals koken, wassen en schoonmaken. Bijvoorbeeld: "¿Puedes poner el horno?" of "Yo traigo la aspiradora del salón". Dit helpt je de context en het gebruik van werkwoorden beter te begrijpen.
Specifieke aandacht voor onregelmatige werkwoorden
Je krijgt ook de kans om werkwoordvervoegingen te oefenen, zoals de juiste vorm van "poner" in yo pongo versus tú pones. Dit is essentieel in het Spaans, omdat onregelmatige werkwoorden vaak voorkomen en veel verschillen met het Nederlands vertonen.
Verschillen tussen het Nederlands en Spaans bij huishoudelijke taken
In het Nederlands gebruiken we vaak vaste uitdrukkingen zonder vervoegingen, bijvoorbeeld "de was doen". In het Spaans is het gebruik van geschikte werkwoorden cruciaal, zoals poner la lavadora (de wasmachine aanzetten). Let ook op het gebruik van de onregelmatige eerste persoon enkelvoudvormen (yo hago, yo pongo), die geen directe equivalent hebben in het Nederlands.
Handige woorden en uitdrukkingen:
- Apagar = uitdoen (bijvoorbeeld een apparaat)
- Encender = aanzetten
- Poner = zetten, plaatsen, ook 'aanzetten' (zoals de wasmachine)
- Traer = brengen