Leer cómo comparar características con los adjetivos comparativos en español, usando fórmulas como más amargo que, tan duro como y menos ácida que para expresar superioridad, igualdad e inferioridad.
 Adjetivo comparativo (Vergrotend bijvoeglijk naamwoord)Ejemplo (Voorbeeld)
Expresar superioridad (Uitdrukken van superioriteit)Más + adjetivo + queEste café es más amargo que el té. (Deze koffie is bitterder dan thee.)
Este examen fue más duro que el anterior. (Dit examen was moeilijker dan het vorige.)
Expresar iguladad (Gelijkheid uitdrukken)Tan + adjetivo + comoEste pan es tan duro como una piedra. (Dit brood is zo hard als een steen.)
Está tan silencioso como en una biblioteca. (Het is zo stil als in een bibliotheek.)
Expresar inferioridad (Minderwaardigheid uitdrukken)Menos + adjetivo + queEl olor de este queso es menos fétido que el del pescado. (De geur van deze kaas is minder vies dan die van vis.)
Esta naranja es menos ácida que el limón. (Deze sinaasappel is minder zuur dan de citroen.)

Oefening 1: Los adjetivos comparativos: "Más + adjetivo + que," ...

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

más, tan, menos

1.
El plátano es ... duro que la manzana.
(De banaan is minder hard dan de appel.)
2.
En verano, la casa es ... fresca que en invierno.
(In de zomer is het huis koeler dan in de winter.)
3.
La noche es ... ruidosa que el día.
(De nacht is minder lawaaierig dan de dag.)
4.
El café sin azúcar es ... amargo que el café con azúcar.
(Koffie zonder suiker is bitterder dan koffie met suiker.)
5.
El azúcar es ... dulce como la fruta.
(De suiker is even zoet als het fruit.)
6.
La noche es ... oscura que el día.
(De nacht is donkerder dan de dag.)
7.
El queso es ... salado que las frutas.
(Kaas is zouter dan fruit.)
8.
La biblioteca es ... silenciosa como la noche.
(De bibliotheek is net zo stil als de nacht.)

Oefening 2: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. Este café es _____ amargo que el té.

(Deze koffie is _____ bitterder dan de thee.)

2. La naranja es _____ ácida que el limón.

(De sinaasappel is _____ zuur dan de citroen.)

3. Este queso _____ peor que el otro.

(Deze kaas _____ slechter dan de andere.)

4. El ruido aquí es _____ fuerte que en la calle.

(Het geluid hier is _____ hard dan op straat.)

5. La voz de María es _____ clara que la de Juan.

(Maria's stem is _____ helderder dan die van John.)

6. Este pan es _____ duro como una piedra.

(Dit brood is _____ hard als een steen.)

Los adjetivos comparativos en español

In deze les leer je hoe je vergelijkingen maakt met bijvoeglijke naamwoorden in het Spaans. We behandelen drie belangrijke constructies om eigenschappen van twee dingen met elkaar te vergelijken: superioriteit, gelijkheid en inferioriteit.

1. Druk uit dat iets meer van een eigenschap heeft
Met "Más + bijvoeglijk naamwoord + que"

Gebruik je om aan te geven dat iets sterker of meer aanwezig is dan iets anders. Bijvoorbeeld:

  • Este café es más amargo que el té.
  • Este examen fue más duro que el anterior.

2. Druk uit dat iets evenveel bezit van een eigenschap
Met "Tan + bijvoeglijk naamwoord + como"

Gebruik je om gelijkheid aan te geven tussen twee dingen. Bijv.:

  • Este pan es tan duro como una piedra.
  • Está tan silencioso como en una biblioteca.

3. Druk uit dat iets minder bezit van een eigenschap
Met "Menos + bijvoeglijk naamwoord + que"

Use this structure to say that something has less of a quality. Bijvoorbeeld:

  • El olor de este queso es menos fétido que el del pescado.
  • Esta naranja es menos ácida que el limón.

Belangrijke punten om te onthouden

  • De woorden más, tan en menos worden gebruikt vóór het bijvoeglijk naamwoord om respectievelijk meer, evenveel of minder aan te geven.
  • Na het bijvoeglijk naamwoord staat que (dan) bij superioriteit en inferioriteit, en como (zoals) bij gelijkheid.
  • Deze vormen helpen je om duidelijk en natuurlijk te vergelijken in alledaagse gesprekken en teksten.

Verschillen tussen het Nederlands en Spaans bij vergelijkingen

In het Nederlands gebruiken we vaak de woorden "meer", "even", en "minder" voor vergelijkingen: meer mooi dan, even groot als, minder sterk dan. In het Spaans worden deze woorden vertaald als más, tan en menos, maar de positie binnen de zin verandert soms.

Bijvoorbeeld:

  • Nederlands: "Deze koffie is meer bitter dan de thee."
  • Spaans: "Este café es más amargo que el té."

Handige Spaanse woorden om te onthouden:

  • más = meer
  • tan = zo / even
  • menos = minder
  • que = dan
  • como = als

Met deze kennis kun je basisvergelijkingen maken die essentieel zijn voor je dagelijkse communicatie in het Spaans.

Geschreven door

Deze inhoud is ontworpen en beoordeeld door het coLanguage pedagogisch team. Over coLanguage