En el programa La Tarde, aquí y ahora de Canal Sur, José olvida el nombre de María —la mujer que ha llamado para conocerlo y que se llama igual que su madre, su hija y su esposa—, y todos en el plató empiezan a reír.
In het programma La Tarde, hier en nu van Canal Sur, vergeet José de naam van María — de vrouw die heeft gebeld om hem te leren kennen en die net zo heet als zijn moeder, zijn dochter en zijn vrouw — en iedereen in de studio begint te lachen.

Oefening 1: Woordbingo

Instructie: 1. Luister minimaal twee keer naar de video en geef de woorden aan die je hoort. 2. Gebruik de woorden om een gesprek te vormen met je docent (schrijf je gesprek op). 3. Memoriseer de woorden met de woordentrainer.

Woord Vertaling
saludar groeten
señora mevrouw
buenas tardes goedenavond
el nombre de naam
se llama heet

Oefening 2: Dialoog

Instructie: 1. Lees de dialoog in tweetallen. 2. Memoriseer de zinnen door de vertaling af te dekken. 3. Dek de regels van één spreker af, geef alternatieve antwoorden met je leraar en schrijf ze op.

José llega a su nuevo trabajo y conoce a su colega María.

José komt aan op zijn nieuwe werk en ontmoet zijn collega María.
1. José: ¡Hola! Buenos días. (Hallo! Goedemorgen.)
2. María: ¡Hola! Buenos días. ¿Eres el compañero nuevo? (Hallo! Goedemorgen. Ben jij de nieuwe collega?)
3. José: Sí, me llamo José López Romero. (Ja, ik heet José López Romero.)
4. María: Encantada. Me llamo María García Pérez. (Aangenaam. Ik heet María García Pérez.)
5. José: Mucho gusto, María. (Aangenaam, María.)
6. María: ¿Tienes algún apodo? (Heb je een bijnaam?)
7. José: Sí, me llaman Pepe. (Ja, ze noemen me Pepe.)
8. María: ¿Puedes escribir tu nombre y apellidos aquí? (Kun je je naam en achternamen hier schrijven?)
9. José: Claro. Es mi primer día, todavía nadie lo sabe. (Natuurlijk. Het is mijn eerste dag, nog weet niemand het.)
10. María: No pasa nada. Es fácil de decir. (Dat geeft niet. Het is gemakkelijk te zeggen.)
11. José: Perfecto. ¡Gracias, María! (Perfect. Dank je wel, María!)

Oefening 3: Vragen over de tekst

Instructie: Lees de bovenstaande tekst en kies het juiste antwoord.

1. ¿Cómo se llama el nuevo compañero?

(Hoe heet de nieuwe collega?)

2. ¿Qué pregunta María a José para saber si tiene un apodo?

(Wat vraagt María aan José om te weten te komen of hij een bijnaam heeft?)

3. ¿Cuál es el apodo de José según el diálogo?

(Wat is de bijnaam van José volgens de dialoog?)

4. ¿Por qué dice José que todavía nadie sabe su apodo?

(Waarom zegt José dat nog niemand zijn bijnaam weet?)

Oefening 4: Openingsvragen voor gesprekken

Instructie: Bespreek de volgende vragen met je leraar met behulp van de woordenschat uit deze les, en schrijf je antwoorden op.

  1. ¿Cómo te presentas cuando conoces a alguien por primera vez?
  2. Hoe stel je jezelf voor als je iemand voor het eerst ontmoet?
  3. ¿Tienes algún apodo? ¿Cuál es y quién te lo puso?
  4. Heb je een bijnaam? Wat is het en wie heeft het je gegeven?
  5. ¿Prefieres que te llamen por tu nombre completo o solo por tu nombre? ¿Por qué?
  6. Wil je dat ze je bij je volledige naam noemen of alleen bij je voornaam? Waarom?
  7. ¿Qué título usas para dirigirte a un hombre o a una mujer en tu país?
  8. Welke aanspreektitel gebruik je om een man of een vrouw in jouw land aan te spreken?