10K+ students - 4.8/5
Learn with a teacher Learning materials included Practise conversation
Deze video toont enkele veelvoorkomende ziektes bij kinderen en hoe je ze kunt verhelpen.
This video shows some common illnesses in children and how you can treat them.

Exercise 1: Word bingo

Instruction: 1. Listen minimum two times to the video and indicate the words you hear. 2. Use the words to form a conversation with your teacher (write down your conversation). 3. Memorize the words with the word trainer.

Word Translation
de ziektes the illnesses
de verkoudheid the cold
de symptomen the symptoms
de loopneus the runny nose
hoesten coughing
de koorts the fever
de verstopte neus the stuffed nose
de oorontsteking the ear infection
de huisarts the general practitioner
de buikgriep the stomach flu
de diarree the diarrhea
de oogontsteking the eye infection

Exercise 2: Dialogue

Instruction: 1. Read the dialogue in pairs. 2. Memorize the phrases by covering the translation. 3. Cover one speaker’s lines, give alternative answers with your teacher, and write them down.

Een medewerker meldt zich ziek tijdens een drukke werkperiode.

An employee calls in sick during a busy work period.
1. Medewerker : Goedemorgen, Jan hier. (Good morning, Jan here.)
2. Baas: Hallo Jan. Waarom bel je? Je moet al op je werk zijn. (Hello Jan. Why are you calling? You should already be at work.)
3. Medewerker : Ik voel me niet goed. Ik hoest veel en ik heb een lichte koorts. (I don't feel well. I cough a lot and I have a slight fever.)
4. Baas: Heb je misschien griep? Heb je al een doktersbriefje? (Do you possibly have the flu? Do you have a note from the doctor?)
5. Medewerker : Ik kan niet naar de dokter gaan. Ik voel me niet goed en ik ben erg misselijk. (I can't go to the doctor. I don't feel well and I am really nauseous.)
6. Baas: Hmm is het niet de Elfstedentocht volgende week? (Hmm, isn't the Elfstedentocht next week?)
7. Medewerker : Ja, dat klopt. (Yes, that's right.)
8. Baas: Sta je ingeschreven voor de tocht? Is er vandaag ook training? (Aren't you registered for the tour? Is there training today as well?)
9. Medewerker : Ja, weet je wat? Ik voel me eigenlijk al wat beter. (Yes, you know what? I'm already feeling a bit better.)
10. Baas: Als je beter bent en kan gaan, kan je ook komen werken. (If you are better and can go, you can also come te work.)
11. Medewerker : Om tien uur ben ik op het werk. (At ten o'clock I will be at work.)
12. Baas: Jan, jouw collega’s zijn bijna nooit ziek. Dit moet anders. (Jan, your colleagues are hardly ever sick. This has to change.)

Exercise 3: Questions about the text

Instruction: Read the text above and choose the correct answer.

1. Waarom belt Jan zijn baas?

(Why is Jan calling his boss?)

2. Welke klachten heeft Jan?

(What symptoms does Jan have?)

3. Wat vraagt de baas aan Jan?

(What does the boss ask Jan?)

4. Wat zegt de baas aan het einde van het gesprek?

(What does the boss say at the end of the conversation?)

Exercise 4: Open conversation questions

Instruction: Discuss the following questions with your teacher using the vocabulary from this lesson, and write down your answers.

  1. Wat vertelt Jan aan zijn baas als hij zich niet goed voelt?
    2. What does Jan tell his boss when he doesn't feel well?
  2. Wat zegt Jan dat hij doet als hij zich beter voelt?
    3. What does Jan say he does when he feels better?
  3. Heb jij ooit een doktersverklaring moeten laten zien als je ziek was? Vertel kort wanneer.
    4. Have you ever had to show a doctor's certificate when you were sick? Briefly say when.
  4. Welke klachten heb jij als je griep hebt, en wat doe je dan om beter te worden?
    5. What symptoms do you have when you have the flu, and what do you do to get better?

Exercise 5: Practice in context

Instruction: Kijktip: bekijk de prachtige landschappen uit de elfstedentocht.

  1. https://www.youtube.com/watch?v=_Jp6V41pkNk