10K+ students - 4.8/5
Learn with a teacher Learning materials included Practise conversation
In deze video maakt de kok klassieke pannenkoeken en geeft je de beste tips.
In this video, the chef makes classic pancakes and gives you the best tips.

Exercise 1: Listening comprehension

Instruction: Watch the video and recognize the vocabulary. Then answer the questions below.

Word Translation
het recept the recipe
het meel the flour
de bloem the flower
het zout the salt
de eieren the eggs
de melk the milk
de koekenpan the frying pan
bakken to bake
de boter the butter
de bruine suiker the brown sugar
Vandaag maken we gewone pannenkoeken. (Today we're making basic pancakes.)
We gebruiken meel, twee eieren, een beetje zout en melk. (We use flour, two eggs, a pinch of salt and milk.)
Eerst doe ik het meel in een kom en maak een kuiltje in het meel. (First I put the flour in a bowl and make a well in the center.)
In het kuiltje breek ik de eieren en voeg melk toe. (In the well I break the eggs and add the milk.)
Ik roer alles goed, zodat er geen klontjes zijn. (I stir everything well so there are no lumps.)
Daarna smelt ik boter in een hete pan. (Then I melt some butter in a hot pan.)
Ik giet een beetje beslag in de pan en draai de pan rond. (I pour a little batter into the pan and tilt the pan to spread it.)
De pannenkoek wordt licht en krijgt kleine gaatjes. (The pancake becomes light and develops small holes.)
Ik bak ongeveer vijf pannenkoeken voordat ik weer boter gebruik. (I cook about five pancakes before adding more butter.)
Je kunt pannenkoeken eten met suiker, honing of siroop. (You can eat pancakes with sugar, honey or syrup.)
Met dit recept kun je ongeveer twintig pannenkoeken maken. (This recipe makes about twenty pancakes.)

Exercise 2: Dialogue

Instruction: Read the dialogue and answer the questions.

Tijdens een team-evenement doen collega’s een kookworkshop; pannekoeken maken. De instructeur laat hen samen de stappen uitvoeren.

During a team event, colleagues participate in a cooking workshop; making pancakes. The instructor has them perform the steps together.
1. Instructeur Ko: Vandaag maken we pannenkoeken. Jullie moeten goed samenwerken. (Today we’re making pancakes. You all need to work well together.)
2. Collega: Leuk! Hoe beginnen we? (Great! How do we begin?)
3. Instructeur Ko: Neem meel, eieren, zout en melk voor de pannenkoek. (Take flour, eggs, salt, and milk for the pancakes.)
4. Collega: Oké, wat doen we met het deeg? (Okay, what do we do with the batter?)
5. Instructeur Ko: Doe alles in een kom. Roer tot er geen klontjes zijn. (Put everything into a bowl. Stir until there are no lumps.)
6. Collega: Moeten we op iets letten? (Is there anything we need to watch out for?)
7. Instructeur Ko: Je kan melk toevoegen als het beslag dunner moet zijn. (You can add milk if the batter needs to be thinner.)
8. Collega: En hoe bakken we? (And how do we cook them?)
9. Instructeur Ko: De pan moet heet zijn. Doe dan het beslag erin. (The pan should be hot. Then pour the batter in.)
10. Collega: Draai de pannenkoek om als je kleine gaatjes ziet. (Flip the pancake when you start seeing small holes.)
11. Instructeur Ko: Super, we gaan beginnen! (Awesome, let’s get started!)

Exercise 3: Questions about the text

Instruction: Read the text above and choose the correct answer.

1. Wat moet je doen om een beslag zonder klontjes te krijgen?

(What should you do to get a batter without lumps?)

2. Welke ingrediënten gebruikt Instructeur Ko voor het klassieke pannenkoekbeslag?

(Which ingredients does Instructor Ko use for the classic pancake batter?)

3. Wanneer moet je de pannenkoek omdraaien?

(When should you flip the pancake?)

4. Wat zegt Instructeur Ko over de pan?

(What does Instructor Ko say about the pan?)

Exercise 4: Open conversation questions

Instruction: Answer the questions and correct with your teacher.

  1. Hoe maak jij thuis pannenkoeken? Gebruik je altijd hetzelfde recept?
    2. How do you make pancakes at home? Do you always use the same recipe?
  2. Welke ingrediënten vind jij belangrijk om pannenkoeken te maken?
    3. Which ingredients do you consider important when making pancakes?
  3. Heb je ooit samen met collega’s of vrienden iets gekookt? Wat vond je daarvan?
    4. Have you ever cooked something together with colleagues or friends? What was your experience like?
  4. Hoe leg je aan iemand uit wanneer je een pannenkoek moet omdraaien tijdens het bakken?
    5. How do you explain to someone when they should flip a pancake while cooking?