Teaching guidelines +/- 15 minutes

Conversation

Herken de woorden: boodschappen doen, lijst, biefstuk, griekse salada, friet, Turkse slager, thee, snacks, ik kocht zalm, meenemen, aanbieding, worst, komkommer, melk, kaas, drinken, spa rood, spaghetti, vis, duur, avondeten, afrekenen, 83 euro wat??
Recognize the words: grocery shopping, list, steak, Greek salad, fries, Turkish butcher, tea, snacks, I bought salmon, to take away, special offer, sausage, cucumber, milk, cheese, drinks, sparkling water, spaghetti, fish, expensive, dinner, to pay, 83 euros what??
1. Klant: Kunt u mij helpen, alstublieft? (Can you help me, please?) Show
2. Winkelassistente: Natuurlijk, wat zoekt u? (Of course, what are you looking for?) Show
3. Klant: Ik wil graag tomaten, komkommers en uien kopen. (I would like to buy tomatoes, cucumbers, and onions.) Show
4. Winkelassistente: De tomaten en komkommers liggen bij de groente, naast de paprika's. Wilt u nog iets anders? (The tomatoes and cucumbers are in the vegetable section, next to the bell peppers. Would you like anything else?) Show
5. Klant: Ja, ik heb ook fruit nodig. Heeft u appels en sinaasappels? (Yes, I also need fruit. Do you have apples and oranges?) Show
6. Winkelassistente: De appels en sinaasappels zijn op dit moment helaas uitverkocht, maar morgen weer binnen. We hebben wel peren. (The apples and oranges are unfortunately sold out at the moment, but will be back tomorrow. We do have pears.) Show
7. Klant: Oh, dat is jammer. Waar kan ik het vlees vinden? (Oh, that is a pity. Where can I find the meat?) Show
8. Winkelassistente: Het vlees ligt in de koeling, naast de zuivel en dranken. Vandaag is het vlees in de aanbieding. (The meat is in the refrigeration, next to the dairy and drinks. The meat is on sale today.) Show
9. Klant: Oké, ik wil ook graag koekjes kopen. Waar zijn die? (Okay, I would also like to buy cookies. Where are those?) Show
10. Winkelassistente: De koekjes staan bij de snacks, vlakbij de chocolade en snoep. (The cookies are with the snacks, near the chocolate and candy.) Show
11. Klant: Die neem ik dan! Maar mijn winkelkar is bijna vol. Heeft u tasjes? (I'll take those then! But my shopping cart is almost full. Do you have bags?) Show
12. Winkelassistente: Ja, bij de kassa, helemaal achterin de gang, vlak bij de uitgang. (Yes, at the cashier, all the way at the back of the aisle, near the exit.) Show
13. Klant: Nog een vraag: kan ik contant betalen of alleen met pin? (One more question: can I pay cash or only by card?) Show
14. Winkelassistente: Beide kan. U kunt betalen met pin of contant, dat is allebei mogelijk. (Both are possible. You can pay by card or cash, both are possible.) Show

Exercise 1: Discussion questions

Instruction: Discuss the questions after listening to the audio or reading through the text.

  1. Waar liggen de tomaten en komkommers in de winkel?
  2. Where are the tomatoes and cucumbers in the shop?
  3. Wat zegt de winkelassistente over de sinaasappels?
  4. What does the shop assistant say about the oranges?
  5. Winkel jij vaak met een boodschappenlijst of koop je waar je zin in hebt?
  6. Do you often shop with a shopping list or do you buy what you feel like?
  7. Wat staat er deze week op jouw boodschappenlijst?
  8. What is on your shopping list this week?