10K+ estudiantes - 4.8/5
Aprende con un profesor Materiales de aprendizaje incluidos Practicar conversación

Herken de woorden: boodschappen doen, lijst, biefstuk, griekse salada, friet, Turkse slager, thee, snacks, ik kocht zalm, meenemen, aanbieding, worst, komkommer, melk, kaas, drinken, spa rood, spaghetti, vis, duur, avondeten, afrekenen, 83 euro wat??
reconoce las palabras: hacer la compra, lista, filete, ensalada griega, patatas fritas, carnicero turco, té, aperitivos, compré salmón, para llevar, oferta, salchicha, pepino, leche, queso, bebida, agua con gas, espaguetis, pescado, caro, cena, pagar, 83 euros, ¿qué??

Er komen vrienden langs en je moet de boodschappenlijst kopen in de winkel.

1. Klant: Kunt u mij helpen, alstublieft? (¿Puede ayudarme, por favor?) Mostrar
2. Winkelassistente: Natuurlijk, wat zoekt u? (Por supuesto, ¿qué busca?) Mostrar
3. Klant: Ik wil graag tomaten, komkommers en uien kopen. (Quiero comprar tomates, pepinos y cebollas.) Mostrar
4. Winkelassistente: De tomaten en komkommers liggen bij de groente, naast de paprika's. Wilt u nog iets anders? (Los tomates y pepinos están en la sección de verduras, junto a los pimientos. ¿Desea algo más?) Mostrar
5. Klant: Ja, ik heb ook fruit nodig. Heeft u appels en sinaasappels? (Sí, también necesito fruta. ¿Tiene manzanas y naranjas?) Mostrar
6. Winkelassistente: De appels en sinaasappels zijn op dit moment helaas uitverkocht, maar morgen weer binnen. We hebben wel peren. (Las manzanas y las naranjas están agotadas en este momento, pero llegarán mañana de nuevo. Tenemos peras.) Mostrar
7. Klant: Oh, dat is jammer. Waar kan ik het vlees vinden? (Oh, qué pena. ¿Dónde puedo encontrar la carne?) Mostrar
8. Winkelassistente: Het vlees ligt in de koeling, naast de zuivel en dranken. Vandaag is het vlees in de aanbieding. (La carne está en la refrigeración, junto a los lácteos y bebidas. Hoy la carne está en oferta.) Mostrar
9. Klant: Oké, ik wil ook graag koekjes kopen. Waar zijn die? (Está bien, también quiero comprar galletas. ¿Dónde están?) Mostrar
10. Winkelassistente: De koekjes staan bij de snacks, vlakbij de chocolade en snoep. (Las galletas están en los snacks, cerca del chocolate y los dulces.) Mostrar
11. Klant: Die neem ik dan! Maar mijn winkelkar is bijna vol. Heeft u tasjes? (Me llevo esas entonces. Pero mi carrito de compras ya casi está lleno. ¿Tienen bolsas?) Mostrar
12. Winkelassistente: Ja, bij de kassa, helemaal achterin de gang, vlak bij de uitgang. (Sí, en la caja, al fondo del pasillo, cerca de la salida.) Mostrar
13. Klant: Nog een vraag: kan ik contant betalen of alleen met pin? (Otra pregunta: ¿puedo pagar en efectivo o solo con tarjeta?) Mostrar
14. Winkelassistente: Beide kan. U kunt betalen met pin of contant, dat is allebei mogelijk. (Puede ambas cosas. Puede pagar con tarjeta o en efectivo, ambas opciones son posibles.) Mostrar

Ejercicio 1: Preguntas de debate

Instrucción: Debatir las preguntas después de escuchar el audio o leer el texto.

  1. Waar liggen de tomaten en komkommers in de winkel?
    2. ¿Dónde están los tomates y los pepinos en la tienda?
  2. Wat zegt de winkelassistente over de sinaasappels?
    3. ¿Qué dice la asistente de la tienda sobre las naranjas?
  3. Winkel jij vaak met een boodschappenlijst of koop je waar je zin in hebt?
    4. ¿Compras a menudo con una lista de compras o compras lo que te apetece?
  4. Wat staat er deze week op jouw boodschappenlijst?
    5. ¿Qué hay en tu lista de compras esta semana?