In deze video maakt de kok klassieke pannenkoeken en geeft je de beste tips.
In diesem Video macht der Koch klassische Pfannkuchen und gibt dir die besten Tipps.

Übung 1: Hörverstehen

Anleitung: Sieh dir das Video an und erkenne den Wortschatz. Beantworte dann die Fragen unten.

Wort Übersetzung
het recept das Rezept
het meel das Mehl
de bloem das Mehl (Blumen = Blume ist falsch, Mehl ist 'Mehl' auf Deutsch)
het zout das Salz
de eieren die Eier
de melk die Milch
de koekenpan die Bratpfanne
bakken backen
de boter die Butter
de bruine suiker der braune Zucker
Vandaag maken we gewone pannenkoeken. (Heute machen wir gewöhnliche Pfannkuchen.)
We gebruiken meel, twee eieren, een beetje zout en melk. (Wir verwenden Mehl, zwei Eier, etwas Salz und Milch.)
Eerst doe ik het meel in een kom en maak een kuiltje in het meel. (Zuerst gebe ich das Mehl in eine Schüssel und forme eine Mulde in das Mehl.)
In het kuiltje breek ik de eieren en voeg melk toe. (In die Mulde schlage ich die Eier und füge Milch hinzu.)
Ik roer alles goed, zodat er geen klontjes zijn. (Ich rühre alles gut durch, damit keine Klumpen entstehen.)
Daarna smelt ik boter in een hete pan. (Danach schmelze ich Butter in einer heißen Pfanne.)
Ik giet een beetje beslag in de pan en draai de pan rond. (Ich gieße etwas Teig in die Pfanne und schwenke die Pfanne.)
De pannenkoek wordt licht en krijgt kleine gaatjes. (Der Pfannkuchen wird hell und bekommt kleine Löcher.)
Ik bak ongeveer vijf pannenkoeken voordat ik weer boter gebruik. (Ich backe etwa fünf Pfannkuchen, bevor ich wieder Butter verwende.)
Je kunt pannenkoeken eten met suiker, honing of siroop. (Mit diesem Rezept kannst du ungefähr zwanzig Pfannkuchen machen.)
Met dit recept kun je ongeveer twintig pannenkoeken maken. (Met dit recept kun je ongeveer twintig pannenkoeken maken.)

Übung 2: Dialog

Anleitung: Lesen Sie den Dialog und beantworten Sie die Fragen.

Tijdens een team-evenement doen collega’s een kookworkshop; pannekoeken maken. De instructeur laat hen samen de stappen uitvoeren.

Während eines Team-Events machen Kollegen einen Kochkurs; Pfannkuchen zubereiten. Der Instrukteur lässt sie gemeinsam die Schritte ausführen.
1. Instructeur Ko: Vandaag maken we pannenkoeken. Jullie moeten goed samenwerken. (Heute machen wir Pfannkuchen. Ihr müsst gut zusammenarbeiten.)
2. Collega: Leuk! Hoe beginnen we? (Super! Wie fangen wir an?)
3. Instructeur Ko: Neem meel, eieren, zout en melk voor de pannenkoek. (Nehmt Mehl, Eier, Salz und Milch für den Pfannkuchen.)
4. Collega: Oké, wat doen we met het deeg? (Okay, was machen wir mit dem Teig?)
5. Instructeur Ko: Doe alles in een kom. Roer tot er geen klontjes zijn. (Gebt alles in eine Schüssel. Rührt, bis keine Klümpchen mehr zu sehen sind.)
6. Collega: Moeten we op iets letten? (Müssen wir auf etwas achten?)
7. Instructeur Ko: Je kan melk toevoegen als het beslag dunner moet zijn. (Du kannst Milch hinzufügen, wenn der Teig dünner sein soll.)
8. Collega: En hoe bakken we? (Und wie braten wir sie?)
9. Instructeur Ko: De pan moet heet zijn. Doe dan het beslag erin. (Die Pfanne muss heiß sein. Gib dann den Teig hinein.)
10. Collega: Draai de pannenkoek om als je kleine gaatjes ziet. (Dreh den Pfannkuchen um, sobald du kleine Löcher siehst.)
11. Instructeur Ko: Super, we gaan beginnen! (Super, wir legen los!)

Übung 3: Fragen zum Text

Anleitung: Lies den obigen Text und wähle die richtige Antwort aus.

1. Wat moet je doen om een beslag zonder klontjes te krijgen?

(Was muss man tun, damit der Teig keine Klümpchen bekommt?)

2. Welke ingrediënten gebruikt Instructeur Ko voor het klassieke pannenkoekbeslag?

(Welche Zutaten verwendet Lehrer Ko für den klassischen Pfannkuchenteig?)

3. Wanneer moet je de pannenkoek omdraaien?

(Wann muss man den Pfannkuchen wenden?)

4. Wat zegt Instructeur Ko over de pan?

(Was sagt Lehrer Ko über die Pfanne?)

Übung 4: Offene Gesprächsfragen

Anleitung: Beantworte die Fragen und korrigiere sie mit deinem Lehrer.

  1. Hoe maak jij thuis pannenkoeken? Gebruik je altijd hetzelfde recept?
  2. Wie machst du zu Hause Pfannkuchen? Benutzt du immer dasselbe Rezept?
  3. Welke ingrediënten vind jij belangrijk om pannenkoeken te maken?
  4. Welche Zutaten findest du wichtig, um Pfannkuchen zuzubereiten?
  5. Heb je ooit samen met collega’s of vrienden iets gekookt? Wat vond je daarvan?
  6. Hast du schon einmal zusammen mit Kollegen oder Freunden gekocht? Wie hat es dir gefallen?
  7. Hoe leg je aan iemand uit wanneer je een pannenkoek moet omdraaien tijdens het bakken?
  8. Wie erklärst du jemandem, wann man einen Pfannkuchen beim Braten wenden soll?