Deze les leert het correcte gebruik van de Nederlandse vraagwoorden wie, wat en welk(e). Je leert wanneer je wie gebruikt voor personen, wat voor dieren of zaken, en welk(e) bij zelfstandige naamwoorden, met voorbeelden en verschillen voor effectief communicatie in het Nederlands.
- "Wie" vraagt naar één of meer personen.
- "Wat"vraagt naar dieren of zaken.
- "Welk(e)" gebruik je bij zelfstandige naamwoorden.
Vraagwoord (Vraagwoord) | Gebruik (Gebruik) | Voorbeeldzin (Voorbeeldzin) |
---|---|---|
Wie (Wie) | Personen (Personen) | Wie werkt als dokter? (Wie werkt als dokter?) |
Wat (Wat) | Dieren of zaken (Dieren of zaken) | Wat is je favoriete studie? (Wat is je favoriete studie?) |
Welk(e) (Welk(e)) | Zelfstandige naamwoorden (Zelfstandige naamwoorden) | Welk cadeau wil je? (Welk cadeau wil je?) |
Uitzonderingen!
- "Welk" gebruik je bij het-woorden.
- "Welke" gebruik je bij de-woorden en meervoud.
Oefening 1: Vraagwoorden (wie, wat, welk(e))
Instructie: Vul het juiste woord in.
Welke, Wat, Welk, Wie
Oefening 2: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. ___ is jouw collega op kantoor?
2. ___ doe je graag in je vrije tijd?
3. ___ beroep wil je later kiezen?
4. ___ studie past bij jou?
5. ___ helpt je met de presentatie?
6. ___ is de naam van je hond?