Leer belangrijke lichaamsdelen zoals de arm, rug, en voet benoemen en bespreek pijnklachten bij de huisarts. Oefen zinnetjes als 'Mijn rug doet pijn' en vocabulaire over gezondheid en preventie.
Luister- en leesmateriaal
Oefen woordenschat in context met echte materialen.
Woordenschat (16) Delen Gekopieerd!
Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Zinnen herschikken
Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.
Oefening 2: Een woord matchen
Instructie: Kom de vertalingen overeen
Oefening 3: Clusteren van woorden
Instructie: Verdeel de woorden in twee groepen: lichaamsdelen die je aan de voorkant van je lichaam ziet en lichaamsdelen die je aan de achterkant hebt.
Lichaamsdelen voorkant
Lichaamsdelen achterkant
Oefening 4: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
Het been
Het been
2
Het oor
Het oor
3
De vinger
De vinger
4
De rug
De rug
5
De hand
De hand
Oefening 5: Gespreksoefening
Instructie:
- Noem de lichaamsdelen. (Noem de lichaamsdelen.)
- Beschrijf waar het pijn doet. (Beschrijf waar het pijn doet.)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Oefening 6: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 7: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Ik ___ vandaag moe na het werk.
2. Jij ___ naar de dokter omdat je buik pijn doet.
3. Wij ___ onze handen gewassen na het boodschappen doen.
4. Zij ___ morgen naar het ziekenhuis gaan voor een controle.
Oefening 8: Een wandeling met Jan
Instructie:
Werkwoordschema's
Lopen - Lopen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- Ik loop
- Jij loopt
- Hij/zij/het loopt
- Wij lopen
- Jullie lopen
- Zij lopen
Zitten - Zitten
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- Ik zit
- Jij zit
- Hij/zij/het zit
- Wij zitten
- Jullie zitten
- Zij zitten
Hebben - Hebben
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- Ik heb
- Jij hebt
- Hij/zij/het heeft
- Wij hebben
- Jullie hebben
- Zij hebben
Gaan - Gaan
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- Ik ga
- Jij gaat
- Hij/zij/het gaat
- Wij gaan
- Jullie gaan
- Zij gaan
Zijn - Zijn
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- Ik ben
- Jij bent
- Hij/zij/het is
- Wij zijn
- Jullie zijn
- Zij zijn
Oefening 9: Veel gebruikte onregelmatige werkwoorden
Instructie: Vul het juiste woord in.
Grammatica: Veel gebruikte onregelmatige werkwoorden
Toon vertaling Toon antwoordengaat, zullen, heeft, is, ga, ben, heb
Grammatica Delen Gekopieerd!
We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!
A1.22.2 Grammatica
Veel gebruikte onregelmatige werkwoorden
Veel gebruikte onregelmatige werkwoorden
Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les Delen Gekopieerd!
Lopen lopen Delen Gekopieerd!
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
Nederlands | Nederlands |
---|---|
(ik) loop | (ik) loop |
(jij) loopt/loop | (jij) loopt/loop |
(hij/zij/het) loopt | (hij/zij/het) loopt |
(wij) lopen | (wij) lopen |
(jullie) lopen | (jullie) lopen |
(zij) lopen | (zij) lopen |
Zitten zitten Delen Gekopieerd!
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
Nederlands | Nederlands |
---|---|
(ik) zit | (ik) zit |
(jij) zit/zit je | (jij) zit/zit je |
(hij/zij/het) zit | (hij/zij/het) zit |
(wij) zitten | (wij) zitten |
(jullie) zitten | (jullie) zitten |
(zij) zitten | (zij) zitten |
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Nederlands oefenen? Dat kan! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.
Les: Lichaamsdelen
Deze les behandelt de basiswoorden voor lichaamsdelen in het Nederlands, met praktische voorbeelden van veelgebruikte zinnen en dialogen rond gezondheid en het bespreken van lichamelijke klachten. Het niveau is A1, dus gericht op beginners die hun woordenschat willen uitbreiden en eenvoudige gesprekken willen voeren, bijvoorbeeld bij de huisarts of fysiotherapeut.
Overzicht van de inhoud
- Belangrijke lichaamsdelen: denk aan woorden zoals de arm, de buik, de nek, de rug, de voet en de hand.
- Veelvoorkomende zinnen: Zoals "Ik heb pijn in mijn arm" of "Mijn handen zijn koud" worden gebruikt om klachten te uiten.
- Praktische dialogen: Oefeningen om gesprekken te voeren bij de huisarts, in de fysiotherapiepraktijk en over gezondheid en preventie.
- Verdeel en herken lichaamsdelen: Aan de voorkant van het lichaam ziet u bijvoorbeeld de mond en de neus, aan de achterkant de rug en de nek.
- Werkwoordvervoegingen: Veelvoorkomende onregelmatige werkwoorden worden geoefend in zinnen relevant voor lichaamsdelen en gezondheid, zoals zijn, hebben, gaan en lopen.
Voorbeelden van nuttige woorden en zinnen
- Lichaamsdelen voorkant: de arm, de buik, de hand, de mond, de neus
- Lichaamsdelen achterkant: de nek, de rug, de voet
- Praktische zinnen:
Ik heb pijn in mijn hoofd.
Zijn je handen warm na het wassen?
Mijn rug doet pijn na het tuinieren.
Verschillen en tips bij het leren van Nederlands
Omdat de instructietaal en de te leren taal beide Nederlands zijn, zul je hier geen verschillen in vertaling vinden. Let vooral op het gebruik van het lidwoord de bij lichaamsdelen. Ook is het belangrijk om te merken dat in het Nederlands het bezittelijk voornaamwoord ('mijn', 'uw') altijd voor het lichaamsdeel staat, bijvoorbeeld "mijn arm" in plaats van "arm mij".
Een handige uitdrukking is: Ik heb pijn in mijn ... om aan te geven dat iets pijn doet. Dit kan gevolgd worden door vrijwel elk lichaamsdeel.
Verder is het oefenen van zinnen met werkwoorden in de tegenwoordige tijd essentieel om je communicatie te verbeteren. Bijvoorbeeld: Hij loopt, zij zit, wij hebben.