Leer het gebruik van bijwoorden van frequentie in het Nederlands zoals altijd, nooit, en soms. Deze bijwoorden geven aan hoe vaak een handeling gebeurt en hebben een vaste plaats in zinnen. Bijvoorbeeld: 'Ik sport altijd' of 'Wij gaan af en toe naar de bioscoop'. Ontdek de verschillen in plaatsing tussen hoofdzin en bijzin en oefen met praktische voorbeelden.
- Het bijwoord staat meestal direct na het werkwoord in een hoofdzin.
- Het bijwoord staat meestal voor het werkwoord in een bijzin.
Bijwoord (Bijwoord) | Voorbeeld (Voorbeeld) |
---|---|
Altijd (Altijd) | Ik sport altijd in de sportschool. (Ik sport altijd in de sportschool.) |
Nooit (Nooit) | Ik doe nooit aan sport. (Ik doe nooit aan sport.) |
Dikwijls (Dikwijls) | Ik loop dikwijls naar de stad. (Ik loop dikwijls naar de stad.) |
Soms (Soms) | Ik sport soms in de middag. (Ik sport soms in de middag.) |
Af en toe (Af en toe) | Wij gaan af en toe naar de bioscoop. (Wij gaan af en toe naar de bioscoop.) |
Telkens (Telkens) | Telkens als ik daar ben, ga ik hardlopen. (Telkens als ik daar ben, ga ik hardlopen.) |
Oefening 1: Bijwoorden van frequentie (soms, vaak, nooit, ...)
Instructie: Vul het juiste woord in.
vaak, soms, nooit, Telkens, af en toe, altijd
Oefening 2: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Ik sport ___ in de sportschool.
2. Wij gaan ___ naar de bioscoop.
3. Hij loopt ___ hard in het park.
4. Zij doet ___ mee aan voetbal.
5. Ik loop ___ naar het werk.
6. ___ als ik ga zwemmen, word ik blij.