Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten
Gesprek
1. | Noah: | Mag ik je iets vragen? |
2. | Emma: | Wat is jouw favoriete seizoen? |
3. | Noah: | Ik hou van de zomer. |
4. | Emma: | Waarom? |
5. | Noah: | Omdat het warm is en ik van de zon houd. |
6. | Emma: | Wat doe je graag in de zomer? |
7. | Noah: | Ik zwem graag, ga naar het strand en eet ijsjes. |
8. | Emma: | En jij? Welk seizoen vind jij fijn? |
9. | Noah: | Ik vind de winter leuk. |
10. | Emma: | Wat doe je dan graag in de winter? |
11. | Noah: | Ik zit graag binnen met een kop warme chocolademelk. Dat is gezellig! |
12. | Emma: | Wat vind je van de herfst? |
13. | Noah: | De herfst is mooi met de vallende bladeren. |
14. | Emma: | En de lente? |
15. | Noah: | De lente vind ik ook fijn. De bloemen bloeien en de vogels zingen. |
16. | Emma: | Wat is nu echt jouw favoriete seizoen? |
17. | Noah: | Ik denk de lente, omdat alles nieuw begint en het weer weer lekker wordt. |
Oefening 1: Discussievragen
Instructie: Bespreek de vragen nadat je naar de audio hebt geluisterd of de tekst hebt gelezen.
- Wat kun je doen in de zomer?
- Wat kun je doen in de winter?
- Wat kun je doen in de lente?
- Want kun je doen in de herfst?
- Wat is jouw favoriete seizoen?
Wat kun je doen in de zomer?
Wat kun je doen in de winter?
Wat kun je doen in de lente?
Want kun je doen in de herfst?
Wat is jouw favoriete seizoen?