Niet iedereen heeft vaste werktijden. In deze video gaat het over verschillende werktijden: van ziekenhuisdiensten en ploegendiensten tot wisselende roosters en zelfroosteren.
Niet iedereen heeft vaste werktijden. In deze video gaat het over verschillende werktijden: van ziekenhuisdiensten en ploegendiensten tot wisselende roosters en zelfroosteren.

Oefening 1: Woordbingo

Instructie: 1. Luister minimaal twee keer naar de video en geef de woorden aan die je hoort. 2. Gebruik de woorden om een gesprek te vormen met je docent (schrijf je gesprek op). 3. Memoriseer de woorden met de woordentrainer.

Woord
maandag
vrijdag
late nachten
weekenddiensten

Oefening 2: Dialoog

Instructie: 1. Lees de dialoog in tweetallen. 2. Memoriseer de zinnen door de vertaling af te dekken. 3. Dek de regels van één spreker af, geef alternatieve antwoorden met je leraar en schrijf ze op.

Een verpleger praat met de administratie over de planning van de week.

1. Verpleger: Goedemorgen Lisa, hoe gaat het met je vandaag? Heb je een fijn weekend gehad?
2. Lisa, administratie: Ja, alles goed! Zullen we samen naar jouw werkschema voor deze week kijken?
3. Verpleger: Graag! Welke dagen werk ik deze week?
4. Lisa, administratie: Je werkt elke ochtend van maandag tot en met zaterdag.
5. Verpleger: Oké. En wanneer werkt dokter Van Geel deze week?
6. Lisa, administratie: De dokter werkt maandagochtend. 's Middags is hij vrij.
7. Verpleger: Goed, en Paul werkt hele dagen? Dat is fijn, dan ben ik niet alleen.
8. Lisa, administratie: Ja, hij werkt ook dinsdagavond en donderdagavond.
9. Verpleger: Werkt Elisa deze week weer nachtdiensten? Ik zag haar gisteren niet.
10. Lisa, administratie: Ja, dat klopt. Ze brengt 's ochtends haar kinderen naar school. Daarom werkt ze graag 's avonds.
11. Verpleger: Werkt ze dan maar vier dagen deze week? Dan neem ik het weekend voor mijn rekening.
12. Lisa, administratie: Klopt, trouwens, Paul is donderdag vrij. Dan volgt hij een cursus.
13. Verpleger: Nou, dat is mooi voor hem.

Oefening 3: Vragen over de tekst

Instructie: Lees de bovenstaande tekst en kies het juiste antwoord.

1. Wanneer werkt de verpleger volgens het schema?


2. Wat doet dokter Van Geel op maandag?


3. Waarom werkt Elisa liever ’s avonds?


4. Wat is bijzonder aan het werkschema van Paul deze week?


Oefening 4: Openingsvragen voor gesprekken

Instructie: Bespreek de volgende vragen met je leraar met behulp van de woordenschat uit deze les, en schrijf je antwoorden op.

  1. Werk je liever in de ochtend, middag, avond of nacht? Waarom?
  2. Werk je liever in de ochtend, middag, avond of nacht? Waarom?
  3. Wat doe je meestal in het weekend? Werk je dan, of heb je vrij?
  4. Wat doe je meestal in het weekend? Werk je dan, of heb je vrij?
  5. Hoe ziet jouw werkdag eruit op een gewone weekdag? Vertel het kort.
  6. Hoe ziet jouw werkdag eruit op een gewone weekdag? Vertel het kort.
  7. Ken je iemand die in een ziekenhuis werkt? Wanneer werkt die persoon meestal?
  8. Ken je iemand die in een ziekenhuis werkt? Wanneer werkt die persoon meestal?