Oefening 1: Woordbingo
Instructie: 1. Luister minimaal twee keer naar de video en geef de woorden aan die je hoort. 2. Gebruik de woorden om een gesprek te vormen met je docent (schrijf je gesprek op). 3. Memoriseer de woorden met de woordentrainer.
Woord |
---|
Gelukkige verjaardag |
De verjaardag |
Het feest |
Vieren |
Oefening 2: Dialoog
Instructie: 1. Lees de dialoog in tweetallen. 2. Memoriseer de zinnen door de vertaling af te dekken. 3. Dek de regels van één spreker af, geef alternatieve antwoorden met je leraar en schrijf ze op.
Twee vrienden praten over hun leeftijd en verjaardagsfeest.
1. | Jeroen: | Hoi Mila! Wanneer ben jij jarig? |
2. | Mila: | Ik ben jarig op 2 oktober. En jij? |
3. | Jeroen: | Op 20 juni. Ik word dit jaar 30. |
4. | Mila: | Wat leuk! Ik word 32 dit jaar. |
5. | Jeroen: | Geef je een feestje? |
6. | Mila: | Ja! Mijn opa en oma komen altijd. Mijn ouders, mijn zus en drie neven ook. |
7. | Jeroen: | Ik nodig mijn moeder, broer en nichtje uit. |
8. | Mila: | Wat gezellig. Hoe oud is je nichtje? |
9. | Jeroen: | Zij is vijf jaar oud. |
10. | Mila: | En je moeder? |
11. | Jeroen: | Mijn moeder is 62 jaar. |
12. | Mila: | Mooi. Alvast gefeliciteerd met je verjaardag! |
Oefening 3: Vragen over de tekst
Instructie: Lees de bovenstaande tekst en kies het juiste antwoord.
1. Wanneer is Mila jarig?
2. Hoe oud wordt Jeroen dit jaar?
3. Wie nodigt Jeroen uit voor zijn verjaardagsfeest?
4. Hoe oud is het nichtje van Jeroen?
Oefening 4: Openingsvragen voor gesprekken
Instructie: Bespreek de volgende vragen met je leraar met behulp van de woordenschat uit deze les, en schrijf je antwoorden op.
- Wanneer ben jij jarig en hoe vier je dat meestal?
- Hoe oud word jij dit jaar en vind je dat leuk?
- Wie nodig jij meestal uit voor je verjaardag?
- Wat voor cadeau geef jij graag aan iemand die jarig is?