Leer de voorwerpsvormen van persoonlijke voornaamwoorden zoals mij, jou, hem, haar en ons, die zelfstandig naamwoorden vervangen, bijvoorbeeld in zinnen als 'Ik zie hem' en 'met haar'.
  1. Gebruik na een voorzetsel: bv. 'met haar', 'voor ons'.
  2. Vervangen een zelfstandig naamwoord: 'Ik zie Jan' → 'Ik zie hem'.
  3. Gebruik afhankelijk van persoon en getal: 'ik' → 'mij', 'zij' → 'haar'.
PersoonEnkelvoudMeervoud
1.mij/meons
2.jou/jejullie/je
3.hem/haarhen/hun/ze

Uitzonderingen!

  1. 'hun' wordt gebruikt als meewerkend voorwerp: 'Ik geef hun een boek'.

Oefening 1: Persoonlijke voornaamwoorden: voorwerp (mij, jou, hem,...)

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

jou, hen, mij, hem, haar

1. 3. enkelvoud (v):
We gaan met ... naar de stad.
(We gaan met haar naar de stad.)
2. 3. enkelvoud (m):
Geef jij de sleutel aan ...?
(Geef jij de sleutel aan hem?)
3. 3. enkelvoud (m):
Heb je mijn jas gezien? Nee, ik heb ... niet.
(Heb je mijn jas gezien? Nee, ik heb hem niet.)
4. 3. meervoud:
Ik zie Jan en Kees. Ik zie ... lopen.
(Ik zie Jan en Kees. Ik zie hen lopen.)
5. 1. enkelvoud:
Heeft u een boodschap voor ...?
(Heeft u een boodschap voor mij?)
6. 2. enkelvoud:
Ik heb een cadeau voor ... gekocht.
(Ik heb een cadeau voor jou gekocht.)
7. 2. enkelvoud:
Peter, ik heb iets voor ... meegenomen.
(Peter, ik heb iets voor jou meegenomen.)
8. 3. enkelvoud (v):
Mijn moeder is ziek. Ik ga naar ... toe.
(Mijn moeder is ziek. Ik ga naar haar toe.)

Oefening 2: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. Ik koop een jas voor ___.


2. Kun je met ___ naar de winkel komen?


3. Ik geef ___ het t-shirt.


4. Wij wachten op ___ bij de paskamer.


5. Hij zoekt het jasje voor ___.


6. De verkoopster toont de broek aan ___.


Inleiding tot persoonlijke voornaamwoorden als voorwerp

Deze les behandelt de voorwerpsvormen van de persoonlijke voornaamwoorden in het Nederlands, zoals mij, jou, hem, haar en hun meervoudsvormen ons, jullie, hen, hun. Deze voornaamwoorden vervangen zelfstandig naamwoorden en worden vooral gebruikt na voorzetsels of als lijdend/meewerkend voorwerp in een zin.

Wat leer je in deze les?

  • Welke persoonlijke voornaamwoorden als voorwerp horen bij welke persoon en getal
  • Hoe je deze voornaamwoorden correct gebruikt na een voorzetsel
  • Het verschil tussen enkelvoud en meervoudsvormen
  • Speciale aandachtspunten zoals het gebruik van hun als meewerkend voorwerp

Belangrijke voorbeelden

  • Na een voorzetsel: "met haar", "voor ons", "aan hem"
  • In plaats van een zelfstandig naamwoord: "Ik zie Jan" wordt "Ik zie hem"
  • Gebruik per persoon en getal: "ik" wordt "mij", "zij" wordt "haar"
  • Meewerkend voorwerp met 'hun': "Ik geef hun een boek"

Overzicht van persoonlijke voornaamwoorden als voorwerp

PersoonEnkelvoudMeervoud
1e persoonmij / meons
2e persoonjou / jejullie / je
3e persoonhem / haarhen / hun / ze

Opmerkingen over taalgebruik en verschillen

In het Nederlands is het belangrijk om het juiste voorwerpvoornaamwoord te kiezen afhankelijk van de grammaticale functie in de zin, vooral na voorzetsels. Dit kan verschillen van andere talen waar bijvoorbeeld dezelfde vorm wordt gebruikt voor verschillende functies.

Daarnaast is er een speciaal gebruik van hun als meewerkend voorwerp, wat soms verwarring geeft. In het dagelijks taalgebruik worden hen en hun soms door elkaar gehaald, maar hen wordt vooral als lijdend voorwerp gebruikt, en hun als meewerkend voorwerp zonder voorzetsel.

Praktische zinnen voor studie:

  • Kun je met mij naar de winkel komen?
  • Ik koop een jas voor haar.
  • Wij wachten op jou bij de paskamer.
  • Ik geef hen het t-shirt.
  • De verkoopster toont de broek aan hem.

Geschreven door

Deze inhoud is ontworpen en beoordeeld door het coLanguage pedagogisch team. Over coLanguage

Profile Picture

Kato De Paepe

Zakendoen en talen

KdG University of Applied Sciences and Arts Antwerp

University_Logo

Laatst bijgewerkt:

vrijdag, 18/07/2025 06:51