In deze les leer je praten over je leeftijd en je verjaardag in het Nederlands. Je oefent met vraagwoorden als 'hoe oud' en 'wanneer', maakt kennis met zinnen zoals 'Ik word tweeëndertig jaar' en voert dialogen over verjaardagen. Ook leer je werkwoorden vervoegen die vaak worden gebruikt bij verjaardagen, zoals 'worden', 'hebben' en 'vieren'. De les biedt praktische voorbeelden en een cultureel contrast met het Engels om je begrip te verdiepen.
Luister- en leesmateriaal
Oefen woordenschat in context met echte materialen.
Woordenschat (14) Delen Gekopieerd!
Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Zinnen herschikken
Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.
Oefening 2: Een woord matchen
Instructie: Kom de vertalingen overeen
Oefening 3: Clusteren van woorden
Instructie: Verdeel de woorden in twee groepen: woorden over leeftijd en woorden over een verjaardag.
Leeftijd en leeftijdsaanduidingen
Verjaardag en feest
Oefening 4: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
Jong
Jong
2
Worden
Worden
3
Verjaren
Verjaren
4
Het jaar
Het jaar
5
Voorbereiden
Voorbereiden
Oefening 5: Gespreksoefening
Instructie:
- Noem de naam en leeftijd van elke persoon op de afbeelding. (Zeg de naam en de leeftijd van elke persoon op de afbeelding.)
- Zeg je eigen leeftijd. (Zeg je eigen leeftijd.)
- Vraag de anderen naar hun leeftijd. (Vraag de anderen naar hun leeftijd.)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Oefening 6: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 7: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Hoe oud ___ je dit jaar?
2. Ik ___ volgende maand drieëndertig.
3. Wanneer ___ jij jarig?
4. Mijn verjaardag is in april, dus ik ___ dan een jaar ouder.
Oefening 8: Leeftijd en Verjaardagsfeest
Instructie:
Werkwoordschema's
Worden - Worden
OTT
- ik word
- jij wordt
- hij/zij/het wordt
- wij worden
- jullie worden
- zij worden
Voorbereiden - Voorbereiden
OTT
- ik bereid voor
- jij bereidt voor
- hij/zij/het bereidt voor
- wij bereiden voor
- jullie bereiden voor
- zij bereiden voor
Hebben - Hebben
OTT
- ik heb
- jij hebt
- hij/zij/het heeft
- wij hebben
- jullie hebben
- zij hebben
Vragen - Vragen
OTT
- ik vraag
- jij vraagt
- hij/zij/het vraagt
- wij vragen
- jullie vragen
- zij vragen
Moeten - Moeten
OTT
- ik moet
- jij moet
- hij/zij/het moet
- wij moeten
- jullie moeten
- zij moeten
Lachen - Lachen
OTT
- ik lach
- jij lacht
- hij/zij/het lacht
- wij lachen
- jullie lachen
- zij lachen
Uitmaken - Uitmaken
OTT
- ik maak uit
- jij maakt uit
- hij/zij/het maakt uit
- wij maken uit
- jullie maken uit
- zij maken uit
Vieren - Vieren
OTT
- ik vier
- jij viert
- hij/zij/het viert
- wij vieren
- jullie vieren
- zij vieren
Oefening 9: Vraagwoorden (hoe, hoeveel, waar, wanneer)
Instructie: Vul het juiste woord in.
Grammatica: Vraagwoorden (hoe, hoeveel, waar, wanneer)
Toon vertaling Toon antwoordenWanneer, Hoeveel, Hoe, Waar
Grammatica Delen Gekopieerd!
We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!
A1.6.2 Grammatica
Vraagwoorden (hoe, hoeveel, waar, wanneer)
Vraagwoorden (hoe, hoeveel, waar, wanneer)
Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les Delen Gekopieerd!
Worden worden Delen Gekopieerd!
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
Nederlands | Nederlands |
---|---|
(ik) word | (ik) word |
(jij) wordt/word | (jij) wordt/word |
(hij/zij/het) wordt | (hij/zij/het) wordt |
(wij) worden | (wij) worden |
(jullie) worden | (jullie) worden |
(zij) worden | (zij) worden |
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Nederlands oefenen? Dat kan! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.
Zeg je leeftijd en praat over je verjaardag
In deze les leer je hoe je op eenvoudige wijze kunt vertellen hoe oud je bent en wanneer je jarig bent. Dit is een basisvaardigheid die je vaak nodig hebt bij kennismakingen en dagelijkse gesprekken.
Belangrijke vraagwoorden
Je oefent met vraagwoorden die vaak worden gebruikt bij het vragen naar leeftijd en verjaardagen. Denk aan hoe oud, wanneer, en waar om te vragen naar iemands leeftijd, geboortedatum en de plek van het feestje.
Voorbeelden van zinnen
- Hoe oud ben je dit jaar geworden?
- Wanneer is jouw verjaardag?
- Ik word tweeëndertig jaar.
- We vieren mijn verjaardag met taart.
- Gelukkige verjaardag! Geniet van de taart.
Oefeningen en dialogen
De les bevat praktische dialogen voor situaties zoals kennismaken op het werk, gesprekken bij de supermarkt en met de buur. Deze helpen je om vragen te stellen en antwoord te geven over leeftijd en verjaardagen.
Werkwoorden en vervoegingen
Je maakt kennis met het regelmatige werkwoord worden in de tegenwoordige tijd, bijvoorbeeld: ik word, jij wordt. Daarnaast oefen je met andere veelgebruikte werkwoorden zoals hebben, vragen en vieren.
Culturele verschillen in leeftijdsaanduiding
In vergelijking met het Engels wordt in het Nederlands vaak letterlijk naar je "leeftijd" gevraagd met Hoe oud ben je? terwijl het Engels vaker vraagt naar "How old are you?". Ook is het gebruikelijk om je leeftijd uit te drukken met het werkwoord worden rond je verjaardag, bijvoorbeeld: Ik word 32 jaar.
Nuttige woorden en zinnen
- De leeftijd - je huidige leeftijd
- De verjaardag - de dag waarop je jarig bent
- Hoeveel cadeaus krijg je? - vragen naar het aantal cadeaus
- Waar vieren jullie het feest? - vragen naar de locatie van het feestje
- Gelukkige verjaardag! - felicitaties geven