- Structuur: persoon + werkwoord + object. Bijvoorbeeld: 'Ik houd van muziek.
| Uitdrukking (Uitdrukking) | Voorbeeld (Voorbeeld) | |
|---|---|---|
| Voorkeuren (Voorkeuren) | Houden van Leuk vinden Dol zijn op | Ik houd van blauw. (Ik houd van blauw.) Ik vind dansen leuk. (Ik vind dansen leuk.) Ik ben dol op chocolade. (Ik ben dol op chocolade.) |
| Afkeuren (Afkeuren) | Niet houden van Niet leuk vinden Haten | Ik houd niet van geel. (Ik houd niet van geel.) Ik vind dansen niet leuk. (Ik vind dansen niet leuk.) Ik haat geweld. (Ik haat geweld.) |
Oefening 1: Het uitdrukken van voorkeuren en afkeuren
Instructie: Vul het juiste woord in.
houd, houdt, zijn, vindt, haten
Oefening 2: Dialoog voltooiing
Instructie: Voltooi de dialoog met de juiste oplossing
1. Mark (inkoper): Ik ___ van blauw als kleur voor de nieuwe auto; dat past goed bij ons logo.
2. Sanne (marketing): Ik vind groen leuk, maar ik ___ niet van te felle kleuren voor een zakelijke auto.
3. Mark (inkoper): Ik ben dol ___ zwart; dat oogt professioneel en tijdloos.
4. Sanne (marketing): Ik vind oranje niet ___, het is te opvallend voor onze klanten.
5. Mark (inkoper): Ik ___ niet van geel; dat is te fel en past niet bij onze huisstijl.
6. Sanne (marketing): Ik ___ het als er te veel kleuren gecombineerd worden; dat geeft een rommelige indruk.