Frans
A1
Van uren tot seizoenen
Seizoenen, maanden en delen van het jaar
Seizoenen, maanden en delen van het jaar
Saisons, mois et parties de l'année
Leer de seizoenen en maanden.
Beschrijf het weer in elk seizoen en elke maand.
Geavanceerd: vertel wat je doet in welke maand van het jaar.
De overeenstemming van bijvoeglijke naamwoorden
Deze les behandelt de Franse seizoenen, maanden en het weer, met focus op woordenschat, het gebruik van bijvoeglijke naamwoorden, en praktische zinnen voor dagelijkse gesprekken. Ideaal voor beginners op A1-niveau die het Frans willen leren gebruiken om het weer en het jaar te beschrijven.
Luister- en leesmateriaal
Oefen woordenschat in context met echte materialen.
A1.12.1 Dialogue
Vakantieplanning
Verberg Frans
Toon Frans
Verbergen
Toon Nederlands
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1:
Zinnen herschikken
Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.
Toon antwoorden
1.
est doux | le temps | printemps commence. | et le | En avril,
En avril, le temps est doux et le printemps commence.
(In april is het weer mild en begint de lente.)
2.
les mois | l'été en | Juillet et | août sont | France. | chauds de
Juillet et août sont les mois chauds de l'été en France.
(Juli en augustus zijn de warme maanden van de zomer in Frankrijk.)
3.
feuilles deviennent jaunes | une saison avec | et rouges, c'est | météo. | En automne, les | parfois une mauvaise
En automne, les feuilles deviennent jaunes et rouges, c'est une saison avec parfois une mauvaise météo.
(In de herfst worden de bladeren geel en rood, het is een seizoen met soms slecht weer.)
4.
fait froid et | en décembre et | en janvier. | il neige souvent | En hiver, il
En hiver, il fait froid et il neige souvent en décembre et en janvier.
(In de winter is het koud en sneeuwt het vaak in december en januari.)
5.
vacances d'été | Nous préférons | attendre les | en Italie. | pour voyager
Nous préférons attendre les vacances d'été pour voyager en Italie.
(We wachten liever op de zomervakantie om naar Italië te reizen.)
6.
les mois de mai | Les jeunes Français aiment | et juin car le | ils ont des vacances. | temps est agréable et
Les jeunes Français aiment les mois de mai et juin car le temps est agréable et ils ont des vacances.
(De jonge Fransen houden van de maanden mei en juni omdat het weer aangenaam is en ze vakantie hebben.)
Resetten
Oefening 2:
Een woord matchen
Instructie: Kom de vertalingen overeen
En été, il fait très chaud dans le sud de la France.
(In de zomer is het heel warm in het zuiden van Frankrijk.)
Je préfère les vacances d'hiver parce que j'aime skier à la montagne.
(Ik geef de voorkeur aan de wintervakantie omdat ik graag op de berg ski.)
En avril, le printemps devient très agréable.
(In april wordt de lente erg prettig.)
Nous attendons le mois d'août pour partir en vacances au bord de la mer.
(We wachten op de maand augustus om op vakantie te gaan aan zee.)
a
En été, il fait très chaud
In de zomer is het heel warm
b
Je préfère les vacances d'hiver
Ik geef de voorkeur aan de wintervakantie
c
En avril, le printemps
In april wordt de lente
d
Nous attendons le mois d'août
We wachten op de maand augustus
1
dans le sud de la France.
2
parce que j'aime skier à la montagne.
3
devient très agréable.
4
pour partir en vacances au bord de la mer.
Resetten
Oefening 3:
Clusteren van woorden
Instructie: Rangschik de volgende woorden volgens het seizoen of de maand van het jaar waartoe ze behoren.
l'hiver
(de winter)
le printemps
(de lente)
l'été
(de zomer)
octobre
(oktober)
l'automne
(de herfst)
avril
(april)
décembre
(december)
janvier
(januari)
Resetten
Oefening 4:
Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
Exercice 5:
Gespreksoefening
Instruction:
Kun je de seizoenen en maanden noemen?
(Kun je de seizoenen en maanden noemen?)
Hoe is het weer in elk seizoen?
(Hoe is het weer in elk seizoen?)
Welke maanden vallen in welk seizoen?
(Welke maanden horen bij elk seizoen?)
Richtlijnen tijdens het lesgeven
+/-
10 minuten
Open de afbeelding tijdens de les en toon deze via schermdelen of een projector.
Stimuleer gesprekken en discussies met behulp van de meegeleverde afbeelding.
Vraag de studenten om hun antwoorden in de chat te schrijven.
Studenten kunnen deze oefening ook als geschreven tekst voor de volgende les voorbereiden.
Voorbeeldzinnen:
Tonen/verbergen vertalingen
Il y a trois mois en été : juin, juillet et août.
Er zijn drie maanden in de zomer: juni, juli en augustus.
En été il fait chaud.
In de zomer is het heet.
septembre, octobre et novembre sont en automne, et il pleut souvent.
September, oktober en november zijn in de herfst, en het regent vaak.
Décembre, janvier et février sont les mois d'hiver.
December, januari en februari zijn de wintermaanden.
Pendant les mois d'hiver, il neige parfois.
In de wintermaanden sneeuwt het soms.
Mars, avril et mai sont les mois de printemps et le temps est frais.
Maart, april en mei zijn de lentemaanden en het weer is fris.
...
Oefening 6:
Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Voorbeeld 1
Quel temps fait-il en hiver ?
Show
Wat is het weer in de winter?
Show
En hiver, il fait souvent froid et il neige.
Show
In de winter is het vaak koud en sneeuwt het.
Show
Et au printemps ?
Show
En in de lente?
Show
Au printemps, il fait doux et il pleut parfois.
Show
In de lente is het mild en regent het soms.
Show
Voorbeeld 2
Quelle est ta saison préférée ?
Show
Wat is je favoriete seizoen?
Show
J’aime l’été parce qu’il fait chaud et le ciel est bleu.
Show
Ik hou van de zomer omdat het warm is en de lucht blauw.
Show
En quelle saison est ton anniversaire ?
Show
In welk seizoen is je verjaardag?
Show
Mon anniversaire est en automne, en octobre, quand il fait frais et agréable.
Show
Mijn verjaardag is in de herfst, in oktober, wanneer het fris en aangenaam is.
Show
Voorbeeld 1
Que fais-tu en juillet ?
Show
Wat doe je in juli?
Show
En juillet, je vais à la plage parce qu’il fait beau.
Show
In juli ga ik naar het strand omdat het mooi weer is.
Show
Et en décembre ?
Show
En in december?
Show
En décembre, je reste à la maison. Il fait froid et il neige.
Show
In december blijf ik thuis. Het is koud en het sneeuwt.
Show
Voorbeeld 2
Que fais-tu en mars ?
Show
Wat doe je in maart?
Show
En mars, je fais du jogging parce que le temps est doux.
Show
In maart ga ik joggen omdat het weer mild is.
Show
Et en novembre ?
Show
En in november?
Show
En novembre, je lis beaucoup car il fait généralement gris et frais.
Show
In november lees ik veel omdat het gewoonlijk grijs en fris is.
Show
Voorbeeld 1
L’hiver est une saison froide.
Show
De winter is een koud seizoen.
Show
Oui, et souvent, les nuits sont longues et sombres.
Show
Ja, en vaak zijn de nachten lang en donker.
Show
Au printemps, les fleurs sont belles.
Show
In de lente zijn de bloemen mooi.
Show
Exact, les journées sont plus longues et agréables.
Show
Klopt, de dagen zijn langer en aangenamer.
Show
Voorbeeld 2
L’été est chaud et ensoleillé.
Show
De zomer is warm en zonnig.
Show
J’aime les longues soirées chaudes d’été.
Show
Ik hou van de lange warme zomeravonden.
Show
L’automne est une saison intéressante.
Show
De herfst is een interessante seizoen.
Show
Oui, les feuilles rouges et dorées sont magnifiques.
Show
Ja, de rode en gouden bladeren zijn prachtig.
Show
Oefening 7:
Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
Vertaling weergeven/verbergen
1.
En janvier, je ______ rester chez moi parce qu'il fait très froid.
(In januari ______ ik liever thuis omdat het erg koud is.)
a.
préfère
b.
préférez
c.
préfères
d.
préférer
2.
Au printemps, nous ______ souvent au parc pour profiter du beau temps.
(In de lente ______ we vaak naar het park om van het mooie weer te genieten.)
a.
vais
b.
allez
c.
allons
d.
allons
3.
En août, ils ______ voyager en France pendant les vacances d'été.
(In augustus ______ zij het liefst naar Frankrijk tijdens de zomervakantie.)
a.
préfèrent
b.
préférons
c.
préfère
d.
préférez
4.
En décembre, tu ______ souvent rendre visite à ta famille pour Noël.
(In december ______ je vaak op bezoek bij je familie voor Kerstmis.)
a.
vais
b.
allez
c.
va
d.
vas
Resetten
Oefening 8:
Mijn favoriete jaar
Instructie:
Toon/verberg hints
Werkwoordschema's tonen/verbergen
Werkwoordschema's
Attendre
-
Wachten
Présent
j'attends
tu attends
il/elle attend
nous attendons
vous attendez
ils/elles attendent
Aller
-
Gaan
Présent
je vais
tu vas
il/elle va
nous allons
vous allez
ils/elles vont
Préférer
-
Verkiezen
Présent
je préfère
tu préfères
il/elle préfère
nous préférons
vous préférez
ils/elles préfèrent
Oefening 9:
L'accord des adjectifs
Instructie: Vul het juiste woord in.
Grammatica:
De overeenstemming van bijvoeglijke naamwoorden
Toon vertaling
Toon antwoorden
chaude, suisses, italien, jeunes, italienne, jeune, espagnole, mauvaise
1.
Italien:
Mon cousin est ....
(Mijn neef is Italiaans.)
2.
Chaud:
L'été est une période très ....
(De zomer is een zeer hete periode.)
3.
Italien:
Je vois ma famille ... en janvier.
(Ik zie mijn Italiaanse familie in januari.)
4.
Espagnol:
J'ai une carte d'identité ....
(Ik heb een Spaanse identiteitskaart.)
5.
Suisse:
Cet été, nous organisons un week-end avec mes cousins .....
(Deze zomer organiseren we een weekend met mijn Zwitserse neven.)
6.
Mauvais:
En hiver, la météo est ....
(In de winter is het weer slecht.)
7.
Jeune:
Les enfants qui naissent en décembre sont les plus ... de l'année.
(Kinderen die in december geboren worden, zijn de jongsten van het jaar.)
8.
Jeune:
Ma plus ... sœur s'appelle Marie.
(Mijn jongste zus heet Marie.)
Resetten
We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!
A1.12.2 Grammaire
De overeenstemming van bijvoeglijke naamwoorden
Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les
Delen
Gekopieerd!
present
Frans
Nederlands
(je/j') vais
ik ga
(tu) vas
jij gaat
(il/elle/on) va
hij/zij/men gaat
(nous) allons
wij gaan
(vous) allez
u gaat
(ils/elles) vont
zij gaan
Oefeningen en voorbeeldzinnen
present
Frans
Nederlands
(je/j') je préfère
ik geef voorkeur aan
tu préfères
jij geeft voorkeur aan
il/elle/on préfère
hij/zij/men geeft voorkeur aan
nous préférons
wij geven voorkeur aan
vous préférez
u geeft de voorkeur aan
ils/elles préfèrent
zij geven de voorkeur aan
Oefeningen en voorbeeldzinnen
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Frans oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.
Schrijf je nu in!
Daniela C.
Verhoog je waarde door Frans of Roemeens te leren, twee elegante talen.
Ivan E.
Moeiteloze lessen Duits, Frans en Engels
Daniel D.
Online Franse lessen met een native docent en ervaren officiële DELF/DALF-examinator
florence F.
Florence, lerares Frans die echt naar je luistert voor vooruitgang
Rhuana S.
Frans en Braziliaans-Portugees docent
Anna S.
Lesgeven en het delen van de passie voor Frans
Seizoenen, maanden en delen van het jaar in het Frans In deze les leer je hoe je in het Frans over de seizoenen, maanden en het weer praat. Je ontdekt de namen van de seizoenen zoals l'hiver (winter), le printemps (lente), l'été (zomer) en l'automne (herfst), evenals maanden als janvier , avril , octobre en décembre .
Beschrijving van het weer en activiteiten Je leert eenvoudige zinnen maken om het weer in verschillende seizoenen te beschrijven, bijvoorbeeld En hiver, il fait froid et il neige souvent (In de winter is het koud en sneeuwt het vaak) of Juillet et août sont les mois chauds de l'été en France (Juli en augustus zijn de warme zomerse maanden in Frankrijk). Ook leer je over favoriete activiteiten per seizoen, zoals skiën in de winter of fietsen in het voorjaar.
Spelling en taalkundige accenten Een belangrijk onderdeel is het correct gebruiken van bijvoeglijke naamwoorden die overeenkomen in geslacht en aantal met het zelfstandig naamwoord. Bijvoorbeeld, le temps est doux (het weer is zacht) gebruikt het mannelijk enkelvoud, terwijl je bij vrouwelijke woorden zoals la saison het bijvoeglijk naamwoord aanpast.
Vergelijking met het Nederlands In het Frans zijn de namen van de maanden en seizoenen meestal niet hoofdlettergevoelig, anders dan in het Nederlands. Ook worden bijvoeglijke naamwoorden in het Frans aangepast naar het geslacht en aantal van het zelfstandig naamwoord, terwijl het Nederlands meestal vaste vormen behoudt. Voorbeelden zijn froid, froide (koud), waar je in het Nederlands gewoon 'koud' zegt voor alle gevallen.
Handige zinnen en woorden Quel temps fait-il en hiver ? – Wat is het weer in de winter?J'aime l'été parce qu'il fait chaud. – Ik hou van de zomer omdat het warm is.En avril, le printemps devient très agréable. – In april wordt de lente erg aangenaam.
Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏