274 millions de personnes parlent français et il y a plus de francophones en Afrique qu’en Europe.
274 miljoen mensen spreken Frans en er zijn meer Franstaligen in Afrika dan in Europa.

Oefening 1: Woordbingo

Instructie: 1. Luister minimaal twee keer naar de video en geef de woorden aan die je hoort. 2. Gebruik de woorden om een gesprek te vormen met je docent (schrijf je gesprek op). 3. Memoriseer de woorden met de woordentrainer.

Woord Vertaling
deux cent soixante-quatorze millions de personnes parlent français tweehonderdvierenzeventig miljoen mensen spreken Frans
l'Afrique Afrika
le continent africain het Afrikaanse continent
les Amériques de Amerika's
l'Asie Azië
le français het Frans
l'arabe het Arabisch
l'anglais het Engels
l'espagnol het Spaans
le mandarin het Mandarijn

Oefening 2: Dialoog

Instructie: 1. Lees de dialoog in tweetallen. 2. Memoriseer de zinnen door de vertaling af te dekken. 3. Dek de regels van één spreker af, geef alternatieve antwoorden met je leraar en schrijf ze op.

Lucas et Amina se demandent d’où ils viennent, disent leur nationalité et parlent de leurs pays et capitales.

Lucas en Amina vragen zich af waar ze vandaan komen, vertellen hun nationaliteit en spreken over hun landen en hoofdsteden.
1. Lucas: Tu viens d'où ? (Waar kom je vandaan?)
2. Amina: Je viens du Maroc, en Afrique. (Ik kom uit Marokko, in Afrika.)
3. Lucas: Ah, tu es africaine ? (Ah, jij bent Afrikaans?)
4. Amina: Oui. Et toi ? (Ja. En jij?)
5. Lucas: Je viens de France. Je suis français. (Ik kom uit Frankrijk. Ik ben Fransman.)
6. Amina: En Afrique, beaucoup de gens parlent français. (In Afrika spreken veel mensen Frans.)
7. Lucas: Oui, plus qu'en Europe, non ? (Ja, meer dan in Europa, niet?)
8. Amina: Oui, aujourd'hui, le français est la cinquième langue dans le monde. (Ja, vandaag is Frans de vijfde taal ter wereld.)

Oefening 3: Vragen over de tekst

Instructie: Lees de bovenstaande tekst en kies het juiste antwoord.

1. D'où vient Amina ?

(Waar komt Amina vandaan?)

2. Quelle est la nationalité de Lucas ?

(Wat is de nationaliteit van Lucas?)

3. Selon le dialogue, où y a-t-il plus de personnes qui parlent français ?

(Volgens de dialoog, waar zijn er meer mensen die Frans spreken?)

4. Quelle phrase utilise-t-on pour demander d'où vient quelqu'un ?

(Welke zin gebruik je om te vragen waar iemand vandaan komt?)

Oefening 4: Openingsvragen voor gesprekken

Instructie: Bespreek de volgende vragen met je leraar met behulp van de woordenschat uit deze les, en schrijf je antwoorden op.

  1. D'où viens-tu et quelle est ta nationalité ?
  2. Waar kom je vandaan en wat is je nationaliteit?
  3. Est-ce que tu parles une autre langue en plus du français ? Pourquoi ?
  4. Spreek je naast Frans nog een andere taal? Waarom?
  5. Peux-tu nommer un pays en Afrique où on parle français ?
  6. Kun je een land in Afrika noemen waar Frans wordt gesproken?
  7. Pourquoi est-il important de savoir la nationalité de quelqu'un ?
  8. Waarom is het belangrijk om iemands nationaliteit te weten?