Leer hoe je in het Frans praat over prijzen, aankopen en betaalmethoden, met handige woordenschat en oefeningen voor beginners (A1). Ontdek basale zinnen, bijwoorden van hoeveelheid en veelgebruikte werkwoorden als payer en coûter.
Luister- en leesmateriaal
Oefen woordenschat in context met echte materialen.
Woordenschat (17) Delen Gekopieerd!
Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Zinnen herschikken
Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.
Oefening 2: Een woord matchen
Instructie: Kom de vertalingen overeen
Oefening 3: Clusteren van woorden
Instructie: Rangschik deze woorden volgens hun gebruik: betaalmiddelen of geldbeheer.
Moyens de paiement
Gestion de l'argent
Oefening 4: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
En espèce
In contanten
2
Le prix
De prijs
3
L'euro
De euro
4
Coûter
Kosten
5
La carte bancaire
De bankpas
Exercice 5: Gespreksoefening
Instruction:
- Stel je voor dat je op de markt bent. Wat zou je willen kopen? Hoe betaal je? (Stel je voor dat je op de markt bent. Wat zou je willen kopen? Hoe betaal je?)
- Noem en bespreek de prijzen. Is het goedkoop of duur? Vraag om korting. (Noem en bespreek de prijzen. Is het goedkoop of duur? Vraag om een korting.)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Voorbeeldzinnen:
Je veux acheter du pain et des pommes. Ik wil wat brood en appels kopen. |
Je ne veux rien acheter. Ik wil niets kopen. |
Les oranges sont assez chères. De sinaasappels zijn behoorlijk duur. |
Les oignons sont bon marché. De uien zijn goedkoop. |
Puis-je payer en espèces ou par carte ? Kan ik contant betalen of met pin? |
Y a-t-il une réduction pour les légumes ? Is er een korting op de groenten? |
Combien coûtent les oranges ? Hoeveel kosten de sinaasappels? |
Les pommes coûtent trois euros cinquante. De appels kosten drie euro vijftig. |
... |
Oefening 6: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 7: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Combien ___ ce livre ?
(Hoeveel ___ dit boek?)2. Je ___ toujours avec ma carte bancaire.
(Ik ___ altijd met mijn bankkaart.)3. Nous ___ des billets pour le concert.
(We ___ tickets voor het concert.)4. Elle ___ souvent des pièces pour sa collection.
(Ze ___ vaak stukken voor haar collectie.)Oefening 8: Boodschappen doen op de markt
Instructie:
Werkwoordschema's
Payer - Payer
Présent
- je paie
- tu paies
- il/elle/on paie
- nous payons
- vous payez
- ils/elles paient
Coûter - Coûter
Présent
- je coûte
- tu coûtes
- il/elle/on coûte
- nous coûtons
- vous coûtez
- ils/elles coûtent
Acheter - Acheter
Présent
- j'achète
- tu achètes
- il/elle/on achète
- nous achetons
- vous achetez
- ils/elles achètent
Vendre - Vendre
Présent
- je vends
- tu vends
- il/elle/on vend
- nous vendons
- vous vendez
- ils/elles vendent
Oefening 9: Les adverbes de quantité et d'intensité: "Bien", "Beaucoup", etc...
Instructie: Vul het juiste woord in.
Grammatica: De bijwoorden van hoeveelheid en intensiteit: "Bien", "Beaucoup", enzovoort...
Toon vertaling Toon antwoordenpeu, beaucoup, bien, assez
Grammatica Delen Gekopieerd!
We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!
A1.19.2 Grammaire
Les adverbes de quantité et d'intensité: "Bien", "Beaucoup", etc...
De bijwoorden van hoeveelheid en intensiteit: "Bien", "Beaucoup", enzovoort...
Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les Delen Gekopieerd!
Payer betalen Delen Gekopieerd!
present
Frans | Nederlands |
---|---|
(je/j') paie/payé/paye | ik betaal |
(tu) paies/payé/payes | jij betaalt/jij betaalde/jij betaalt |
(il/elle/on) paie/payé/paye | hij/zij/men betaalt |
(nous) payons/payé/payons | wij betalen |
(vous) payez/payé/payez | u betaalt/ u betaalde/ u betaalt |
(ils/elles) paient/payé/payent | zij betalen |
Vendre verkopen Delen Gekopieerd!
present
Frans | Nederlands |
---|---|
(je/j') vends | ik verkoop |
(tu) vends | jij verkoopt |
(il/elle/on) vend | hij/zij/men verkoopt |
(nous) vendons | wij verkopen |
(vous) vendez | jullie verkopen |
(ils/elles) vendent | zij verkopen |
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Frans oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.
Prijzen en geld in het Frans leren
Deze les helpt je bij het leren praten over aankopen, prijzen en betaalwijzen in het Frans. Je oefent met zinnen zoals "Combien ça coûte, s'il vous plaît ?" en leert belangrijke woorden als "la carte bancaire" (pinpas) en "en espèces" (contant). Daarnaast ontdek je hoe je hoeveelheden en intensiteit uitdrukt met bijwoorden als "beaucoup" en "assez".
Inhoud van de les
- Dialogen in verschillende winkels en een café, waarin je leert vragen naar prijzen en betaalmethoden.
- Grammatica met belangrijke werkwoorden over geld zoals payer, acheter, vendre en coûter in de tegenwoordige tijd.
- Woordenschat over betaalmiddelen (bijvoorbeeld la pièce, le billet) en geldbeheer (zoals le budget, le prix).
- Praktische oefeningen met invulzinnen en een korte verhaaltje over boodschappen doen.
Belangrijke aandachtspunten
Frans gebruikt specifieke uitdrukkingen om prijzen te bespreken, bijvoorbeeld "Ce produit est assez cher" wat betekent dat iets vrij duur is. In het Nederlands zeggen we dan "Dit product is nogal duur." Ook is het belangrijk om het gebruik van payer en coûter goed te kennen, want die komen vaak voor bij het boodschappen doen.
Verschillen tussen Frans en Nederlands
In het Frans vraagt men vaak beleefd met "Combien ça coûte, s'il vous plaît ?", terwijl het Nederlands meestal korter is: "Wat kost het?" Je kunt in het Frans ook onderscheid maken tussen betalen en espèces (contant) en met een kaart (la carte bancaire), wat vergelijkbaar is met het Nederlands. Een klein verschil is dat in het Frans het woord "pièce" verwijst naar een muntstuk, terwijl we in het Nederlands meestal spreken van "munt" of "muntstuk".
Handige Franse zinnen:
- "Je paie en espèces." (Ik betaal contant.)
- "Vous acceptez la carte bancaire ?" (Accepteert u pinbetaling?)
- "Ce produit est cher." (Dit product is duur.)