A1.3: Waar kom je vandaan?

D'où viens-tu ?

Leer in deze les hoe je vraagt en zegt waar je vandaan komt, met kernwoorden zoals "D'où viens-tu ?" (Waar kom je vandaan?), "français" (Frans), en het gebruik van bepaalde en onbepaalde lidwoorden zoals "la France" en "une ville".

luisteren en lezen

Begin deze les door naar de audio te luisteren en de bijbehorende oefeningen te maken.

Woordenschat (22)

 Je suis français: Ik ben Frans (French)

Je suis français

Show

Ik ben frans Show

 Le pays: het land (French)

Le pays

Show

Het land Show

 Un Espagnol: Een Spanjaard (French)

Un Espagnol

Show

Een spanjaard Show

 Un Anglais: Een Engelsman (French)

Un Anglais

Show

Een engelsman Show

 Un Allemand: Een Duitser (French)

Un Allemand

Show

Een duitser Show

 Un habitant: een inwoner (French)

Un habitant

Show

Een inwoner Show

 D'où viens-tu ? : Waar kom je vandaan? (French)

D'où viens-tu ?

Show

Waar kom je vandaan? Show

 La capitale : De hoofdstad (French)

La capitale

Show

De hoofdstad Show

 La France : Frankrijk (French)

La France

Show

Frankrijk Show

 L'Espagne : Spanje (French)

L'Espagne

Show

Spanje Show

 L'Angleterre: Engeland (French)

L'Angleterre

Show

Engeland Show

 L'Italie: Italië (French)

L'Italie

Show

Italië Show

 L'Allemagne: Duitsland (French)

L'Allemagne

Show

Duitsland Show

 La nationalité: de nationaliteit (French)

La nationalité

Show

De nationaliteit Show

 Vivre (leven) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vivre

Show

Leven Show

 Habiter (wonen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Habiter

Show

Wonen Show

 J’habite...: Ik woon... (French)

J’habite...

Show

Ik woon... Show

 La nationalité: de nationaliteit (French)

La nationalité

Show

De nationaliteit Show

 Le Portugal: Portugal (French)

Le Portugal

Show

Portugal Show

 La Belgique: België (French)

La Belgique

Show

België Show

 Les Pays-Bas: Nederland (French)

Les Pays-Bas

Show

Nederland Show

 La Suisse: Zwitserland (French)

La Suisse

Show

Zwitserland Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Zinnen herschikken

Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.

Toon antwoorden
1.
? | D'où | viens-tu
D'où viens-tu ?
(Waar kom je vandaan?)
2.
j'habite à | Paris. | Je suis | français et
Je suis français et j'habite à Paris.
(Ik ben Frans en ik woon in Parijs.)
3.
Belgique ? | de la | un habitant | Tu es
Tu es un habitant de la Belgique ?
(Ben jij een inwoner van België?)
4.
magnifique. | Suisse, c'est | J'habite en | un pays
J'habite en Suisse, c'est un pays magnifique.
(Ik woon in Zwitserland, het is een prachtig land.)
5.
capitale | l'Italie | de | Rome. | La | est
La capitale de l'Italie est Rome.
(De hoofdstad van Italië is Rome.)
6.
en France. | anglais, mais | Il est | il habite
Il est anglais, mais il habite en France.
(Hij is Engels, maar hij woont in Frankrijk.)

Oefening 2: Een woord matchen

Instructie: Kom de vertalingen overeen

Je suis français et j'habite à Paris. (Ik ben Frans en ik woon in Parijs.)
D'où viens-tu ? Je viens de Belgique. (Waar kom je vandaan? Ik kom uit België.)
Il habite en Allemagne depuis deux ans. (Hij woont in Duitsland sinds twee jaar.)
C'est une Anglaise qui vit à Londres. (Het is een Engelse die in Londen woont.)

Oefening 3: Clusteren van woorden

Instructie: Rangschik deze woorden in twee groepen: aan de ene kant de landen, aan de andere kant de nationaliteiten.

Les pays

Les nationalités

Oefening 4: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

L'Allemagne


Duitsland

2

La capitale


De hoofdstad

3

Vivre


Leven

4

La Suisse


Zwitserland

5

La nationalité


De nationaliteit

Exercice 5: Gespreksoefening

Instruction:

  1. Décrivez la nationalité de chaque personne. (Beschrijf de nationaliteit van elke persoon.)
  2. Dis où ils vivent actuellement. (Zeg waar ze momenteel wonen.)
  3. Indiquez où vous habitez. (Vertel waar je woont.)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

Eero est de France.

Eero komt uit Frankrijk.

Ola vient de Pologne et elle vit à Londres.

Ola komt uit Polen en ze woont in Londen.

Maria est espagnole.

Maria is Spaans.

Jan est originaire des Pays-Bas.

Jan komt uit Nederland.

D'où viens-tu ?

Waar kom je vandaan?

Où habites-tu ?

Waar woon je?

...

Oefening 6: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 7: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. Je ___ en France depuis trois ans.

(Ik ___ al drie jaar in Frankrijk.)

2. Tu ___ à Paris ou à Lyon ?

(Je ___ in Parijs of in Lyon?)

3. Il ___ près de la capitale.

(Hij ___ vlak bij de hoofdstad.)

4. Nous ___ en Belgique, un pays magnifique.

(Wij ___ in België, een prachtig land.)

Oefening 8: Waar kom je vandaan?

Instructie:

Bonjour ! Je (Vivre - Présent) à Lyon, dans le sud de la France. Mais je (Venir - Présent) d'Italie. Mon mari, lui, (Habiter - Présent) à Paris. Nous (Être - Présent) Français maintenant, mais nous (Être - Présent) nés en Italie. Le week-end, nous (Habiter - Présent) chez des amis qui (Vivre - Présent) aussi en France. Nous aimons apprendre des langues et parler de nos pays.


Hallo! Ik heet Claire. Ik woon in Lyon, in het zuiden van Frankrijk. Maar ik kom uit Italië. Mijn man woont in Parijs. Wij zijn nu Frans, maar we zijn geboren in Italië. In het weekend wonen we bij vrienden die ook in Frankrijk wonen . We houden ervan talen te leren en over onze landen te praten.

Werkwoordschema's

Vivre - Vivre

Présent

  • je vis
  • tu vis
  • il/elle/on vit
  • nous vivons
  • vous vivez
  • ils/elles vivent

Venir - Venir

Présent

  • je viens
  • tu viens
  • il/elle/on vient
  • nous venons
  • vous venez
  • ils/elles viennent

Habiter - Habiter

Présent

  • j'habite
  • tu habites
  • il/elle/on habite
  • nous habitons
  • vous habitez
  • ils/elles habitent

Être - Être

Présent

  • je suis
  • tu es
  • il/elle/on est
  • nous sommes
  • vous êtes
  • ils/elles sont

Oefening 9: Les articles définis et indéfinis

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: De bepaalde en onbepaalde lidwoorden

Toon vertaling Toon antwoorden

les, le, des, la, une, un, l'

1. Indéfini :
C'est ... habitant d'Angleterre.
(Hij is een inwoner van Engeland.)
2. Indéfini :
Tu vis avec ... Français.
(Je leeft met Fransen.)
3. Défini :
Il veut présenter ... Angleterre.
(Hij wil Engeland presenteren.)
4. Défini :
Je suis dans ... capitale.
(Ik ben in de hoofdstad.)
5. Défini :
Vous êtes dans ... pays.
(Je bent in het land.)
6. Indéfini :
J'habite avec ... Espagnol.
(Ik woon met een Spanjaard.)
7. Indéfini :
J'habite dans ... capitale d'Europe.
(Ik woon in een hoofdstad van Europa.)
8. Défini :
Nous habitons dans ... pays européens.
(Wij wonen in Europese landen.)

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

A1.3.2 Grammaire

Les articles définis et indéfinis

De bepaalde en onbepaalde lidwoorden


Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Vivre leven

Present

Frans Nederlands
(je/j') je vis ik leef
tu vis jij leeft
il/elle/on vit hij/zij/men leeft
nous vivons wij wonen
vous vivez u leeft
ils/elles vivent zij leven

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Habiter wonen

Present

Frans Nederlands
(je/j') j'habite ik woon
tu habites jij woont
il/elle/on habite hij/zij/men woont
nous habitons wij wonen
vous habitez u woont
ils/elles habitent zij wonen

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Naître geboren worden

Present

Frans Nederlands
(je/j') je nais ik word geboren
tu nais je wordt geboren
il/elle/on naît hij/zij/men wordt geboren
nous naissons wij worden geboren
vous naissez jullie worden geboren
ils/elles naissent zij worden geboren

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Frans oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Les 1: Waar kom je vandaan? – Landen en nationaliteiten

In deze les leer je op eenvoudige wijze hoe je over je afkomst, je nationaliteit en je woonplaats kunt praten in het Frans. Het is een introductie op plaatsen, nationaliteiten en het gebruik van bepaalde en onbepaalde lidwoorden in het Frans, met focus op dagelijks gesproken taal op niveau A1.

Belangrijke onderwerpen in deze les

  • Vragen en antwoorden over afkomst: D'où viens-tu ? en antwoorden zoals Je viens de France.
  • Nationaliteiten benoemen met correcte lidwoorden en bijvoeglijke naamwoorden: Je suis français., Tu es allemand ?
  • Naam van landen en hoofdsteden: La capitale de l'Italie est Rome.
  • Gebruik van bepaalde (le, la, l', les) en onbepaalde (un, une) lidwoorden bij landen en nationaliteiten.

Woorden en uitdrukkingen om te onthouden

  • Landennamen (landen): l'Allemagne, l'Angleterre, la France, l'Espagne, l'Italie.
  • Nationaliteiten: un Allemand, un Anglais, un Espagnol, français.
  • Veelgebruikte werkwoorden die je leert vervoegen: venir (komen), habiter (wonen), vivre (leven/wonen), être (zijn).
  • Enkele voorbeeldzinnen: D'où viens-tu ? Je viens de France., Je suis Allemand et j'habite à Berlin.

Gesprekken oefenen

Let op de voorbeelddialogen die je kunt oefenen, bijvoorbeeld tijdens een koffiepauze of met nieuwe collega’s, waarin je vraagt en zegt waar je vandaan komt en wat je nationaliteit is. Dit helpt om vertrouwd te raken met praktische situaties waarin je jezelf voorstelt.

Belangrijke grammaticale punten

  • Gebruik van lidwoorden bij landen: In het Frans krijgen landen vaak een bepaald lidwoord, bijvoorbeeld la France of l'Italie. Let op het verschil tussen en (voor vrouwelijke landen) en au, aux (voor mannelijke en meervoudige landen) wanneer je zegt waar je woont.
  • Nationaliteiten als bijvoeglijke naamwoorden worden geslachtelijk aangepast: français (m), française (v).
  • Vervoeging van regelmatige en onregelmatige werkwoorden in de tegenwoordige tijd, bijvoorbeeld je viens, tu habites, il vit, nous habitons.

Verschillen tussen Nederlands en Frans

In het Nederlands benoem je nationaliteiten en landen vaak zonder lidwoorden: je zegt bijvoorbeeld "Ik kom uit Frankrijk" zonder er een lidwoord bij te gebruiken. In het Frans worden landen bijna altijd met een lidwoord genoemd, zoals la France. Daarnaast verandert het lidwoord afhankelijk van het geslacht van het land. Dit is een belangrijk verschil om te onthouden.

Ook hebben Franse nationaliteiten meestal een mannelijke en vrouwelijke vorm, wat in het Nederlands minder strikt is. Het is handig om te weten dat bij Frans het bijvoeglijk naamwoord geslacht en getal aanpast, bijvoorbeeld français versus française.

Handige zinnen en hun vertaling

  • D'où viens-tu ? – Waar kom jij vandaan?
  • Je suis français(e). – Ik ben Frans(es).
  • J'habite en France. – Ik woon in Frankrijk.
  • La capitale de l'Italie est Rome. – De hoofdstad van Italië is Rome.

Gebruik deze voorbeelden om zelf zinnen te vormen en leer zo belangrijke nieuwe woorden en grammatica in een context die aansluit bij echte gesprekken.

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏