Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Leer in deze les hoe je de Franse uitdrukkingen "faire de", "jouer à" en "jouer du" correct gebruikt met het bepaald lidwoord om activiteiten, sporten en muziekinstrumenten te beschrijven. De focus ligt op de juiste overeenkomst tussen lidwoord en zelfstandig naamwoord en geeft praktische voorbeelden zoals "Je fais du vélo" en "Je joue au foot".
  1. Het lidwoord moet worden aangepast aan het zelfstandig naamwoord dat erop volgt.
  2. Elke uitdrukking maakt het mogelijk om te spreken over een type vrijetijdsbesteding (instrument, sport of activiteit).
Masculin (Mannelijk)Féminin (Vrouwelijk)
Faire du + activité Je fais du vélo (Ik fiets).Faire de la + activitéJe fais de la danse (Ik doe aan dansen). 
Jouer au + sport ou jeuJe joue au foot. (Ik speel voetball.)Jouer à la + sport ou jeu Je joue à la pétanque (Ik speel petanque).
Jouer du + instrument de musiqueJe joue du piano. (Ik speel piano.)Jouer de la + instrument de musiqueJe joue de la guitare. (Ik speel gitaar.)

Oefening 1: "Faire de", "Jouer à", "Jouer du" + article défini

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

faire de la, jouer du, faire du, jouer aux, jouer de la, jouer au

1. Activité :
Est-ce que vous voulez ... ski en hiver?
(Wilt u in de winter skiën?)
2. Sport :
Nous allons ... football après l'école.
(We gaan na school voetbal spelen.)
3. Jeu :
Ils aiment ... cartes pendant les vacances.
(Ze spelen graag kaartspelletjes tijdens de vakantie.)
4. Activité :
Tu veux ... vélo avec moi au parc?
(Wil je met mij fietsen in het park?)
5. Instrument :
Mon ami sait ... trompette.
(Mijn vriend kan trompet spelen.)
6. Instrument :
Elle apprend à ... guitare.
(Ze leert gitaar spelen.)
7. Activité :
Elle aime ... natation.
(Ze houdt van zwemmen.)
8. Instrument :
Il sait ... piano.
(Hij kan piano spelen.)

Oefening 2: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. Je fais ______ danse chaque semaine avec mes amis.

(Ik doe ______ dans elke week met mijn vrienden.)

2. Tu joues ______ foot le samedi après-midi.

(Jij speelt ______ voetbal op zaterdagmiddag.)

3. Il joue ______ piano très bien.

(Hij speelt ______ piano heel goed.)

4. Nous faisons ______ sport pour rester en forme.

(Wij doen ______ sport om fit te blijven.)

5. Vous jouez ______ pétanque le dimanche.

(Jullie spelen ______ petanque op zondag.)

6. Elle joue ______ guitare dans un groupe.

(Zij speelt ______ gitaar in een band.)

Gebruik van "Faire de", "Jouer à" en "Jouer du" met het bepaald lidwoord

In deze les leer je hoe je de Franse uitdrukkingen "faire de", "jouer à" en "jouer du" correct gebruikt met het bepaald lidwoord, afhankelijk van de activiteit, sport of muziekinstrument waarover je spreekt. Deze structuren zijn essentieel om vrijetijdsactiviteiten, sporten en muziekexpressies goed uit te drukken in het Frans.

Overzicht van de regels

  • Faire du / de la + activiteit: gebruik je bij het benoemen van sporten of hobby's. Bijvoorbeeld: "Je fais du vélo" (ik fiets) of "Je fais de la danse" (ik dans).
  • Jouer au / à la + sport of spel: deze constructie gebruik je om te zeggen dat je een sport speelt, zoals "Je joue au foot" (ik speel voetbal) en "Je joue à la pétanque" (ik speel pétanque).
  • Jouer du / de la + muziekinstrument: gebruik dit om het bespelen van een instrument aan te geven, bijvoorbeeld "Je joue du piano" (ik speel piano) en "Je joue de la guitare" (ik speel gitaar).

Belangrijke aandachtspunten

Let goed op de overeenstemming van het lidwoord met het zelfstandig naamwoord dat volgt. "Du" en "au" worden gebruikt voor mannelijke woorden, terwijl "de la" en "à la" voor vrouwelijke woorden zijn.

Verschillen en tips tussen Frans en Nederlands

In het Frans gebruik je vaste combinaties met voorzetsels en lidwoorden waar wij in het Nederlands vaak met voorzetsels als "aan" of "met" werken zonder lidwoord. Bijvoorbeeld, "jouer au foot" wordt vertaald met "voetballen" zonder voorzetsel. Ook is er een onderscheid tussen "faire" (doen/maken) bij sporten of activiteiten en "jouer" (spelen) bij sporten/spellen en muziekinstrumenten. In het Nederlands zeggen we dus simpelweg "ik fiets" of "ik speel piano", terwijl het Frans deze vaste constructies vereist.

Praktische woorden:

  • Faire du vélo – fietsen
  • Jouer au foot – voetballen
  • Jouer du piano – piano spelen

Deze les biedt een stevige basis voor het correct praten over hobby's en vrijetijdsactiviteiten in het Frans, iets wat erg nuttig is in dagelijkse conversaties.

Geschreven door

Deze inhoud is ontworpen en beoordeeld door het coLanguage pedagogisch team. Over coLanguage

Profile Picture

Donia Ben Salem

Toegepaste vreemde talen

Université de Lorraine

University_Logo

Laatst bijgewerkt:

donderdag, 29/05/2025 16:01