Leer in deze les praktische Franse zinnen voor het bestellen van eten, reserveren van tafel, vragen over het menu en het betalen in een restaurant. Ideaal voor beginners (niveau A1) die zich willen uitdrukken in alledaagse restaurantsituaties.
Luister- en leesmateriaal
Oefen woordenschat in context met echte materialen.
Woordenschat (14) Delen Gekopieerd!
Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Zinnen herschikken
Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.
Oefening 2: Een woord matchen
Instructie: Kom de vertalingen overeen
Oefening 3: Clusteren van woorden
Instructie: Rangschik deze woorden in twee categorieën verbonden met het restaurant: de voorwerpen die je op tafel vindt en de handelingen of diensten in het restaurant.
Objets sur la table
Actions et services au restaurant
Oefening 4: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
Le dessert
Het dessert
2
Le menu
Het menu
3
Le restaurant
Het restaurant
4
La boisson
De drank
5
L'addition
De rekening
Exercice 5: Gespreksoefening
Instruction:
- Bestel wat je wilt van het menu. (Bestel wat je wilt van het menu.)
- Speel een dialoog in het restaurant af. (Speel een dialoog in het restaurant af.)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Voorbeeldzinnen:
Puis-je avoir le menu, s'il vous plaît ? Mag ik de menukaart alstublieft? |
Voulez-vous commander ? Wil je bestellen? |
Je veux prendre une salade en entrée. Ik wil een salade als voorgerecht. |
Je veux des profiteroles pour le dessert. Ik wil profiteroles als dessert. |
Puis-je réserver une table pour quatre personnes à 20 heures ? Kan ik voor vier personen een tafel reserveren om 8 uur? |
Je veux une pizza comme plat principal. Ik wil een pizza als hoofdgerecht. |
... |
Oefening 6: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 7: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Nous _______ au restaurant hier soir.
(Wij _______ naar het restaurant gisteravond.)2. Le serveur _______ notre commande rapidement.
(De ober _______ onze bestelling snel.)3. Nous _______ une table pour quatre personnes.
(Wij _______ een tafel voor vier personen.)4. Elle _______ qu'elle voulait un dessert au chocolat.
(Ze _______ dat ze een chocoladedessert wilde.)Oefening 8: Bestellen van eten in het restaurant
Instructie:
Werkwoordschema's
Aller - Aller
Passé composé
- Je suis allé
- Tu es allé
- Il/Elle/On est allé(e)
- Nous sommes allés
- Vous êtes allés
- Ils/Elles sont allés
Réserver - Réserver
Passé composé
- J'ai réservé
- Tu as réservé
- Il/Elle/On a réservé
- Nous avons réservé
- Vous avez réservé
- Ils/Elles ont réservé
Venir - Venir
Passé composé
- Je suis venu
- Tu es venu
- Il/Elle/On est venu(e)
- Nous sommes venus
- Vous êtes venus
- Ils/Elles sont venus
Choisir - Choisir
Passé composé
- J'ai choisi
- Tu as choisi
- Il/Elle/On a choisi
- Nous avons choisi
- Vous avez choisi
- Ils/Elles ont choisi
Partir - Partir
Passé composé
- Je suis parti
- Tu es parti
- Il/Elle/On est parti(e)
- Nous sommes partis
- Vous êtes partis
- Ils/Elles sont partis
Demander - Demander
Passé composé
- J'ai demandé
- Tu as demandé
- Il/Elle/On a demandé
- Nous avons demandé
- Vous avez demandé
- Ils/Elles ont demandé
Laisser - Laisser
Passé composé
- J'ai laissé
- Tu as laissé
- Il/Elle/On a laissé
- Nous avons laissé
- Vous avez laissé
- Ils/Elles ont laissé
Grammatica Delen Gekopieerd!
We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!
Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les Delen Gekopieerd!
Aller gaan Delen Gekopieerd!
passe_compose
Frans | Nederlands |
---|---|
(je/j') je suis allé / je suis allée | ik ben gegaan |
tu es allé / tu es allée | jij bent gegaan |
(il/elle/on) il est allé / elle est allée / on est allé | hij is gegaan / zij is gegaan / men is gegaan |
nous sommes allés / nous sommes allées | wij zijn gegaan / wij zijn gegaan |
vous êtes allé / vous êtes allée / vous êtes allés / vous êtes allées | jullie zijn gegaan / u bent gegaan / jullie zijn gegaan / u bent gegaan |
(ils/elles) ils sont allés / elles sont allées | zij zijn gegaan |
Partir vertrekken Delen Gekopieerd!
passe_compose
Frans | Nederlands |
---|---|
(je/j') je suis parti / je suis partie | ik ben vertrokken |
tu es parti / tu es partie | jij bent vertrokken / jij bent vertrokken |
(il/elle/on) il est parti / elle est partie / on est parti(e)s | hij is vertrokken / zij is vertrokken / wij zijn vertrokken |
nous sommes partis / nous sommes parties | wij zijn vertrokken |
vous êtes partis / vous êtes parties | jullie zijn vertrokken / u bent vertrokken |
(ils/elles) ils sont partis / elles sont parties | zij zijn vertrokken |
Venir komen Delen Gekopieerd!
passe_compose
Frans | Nederlands |
---|---|
(je/j') je suis venu / je suis venue | ik ben gekomen |
tu es venu / tu es venue | jij bent gekomen / jij bent gekomen |
(il/elle/on) il est venu / elle est venue / on est venu(e)s | hij is gekomen / zij is gekomen / men is gekomen |
nous sommes venus / nous sommes venues | wij zijn gekomen |
vous êtes venus / vous êtes venues / vous êtes venu / vous êtes venue | jullie zijn gekomen / jullie zijn gekomen / u bent gekomen / u bent gekomen |
(ils/elles) ils sont venus / elles sont venues | zij zijn gekomen / zij zijn gekomen |
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Frans oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.
Bestellen van eten en uit eten gaan in het Frans
Deze les helpt je om je weg te vinden in een Frans restaurant, van het reserveren van een tafel tot het bestellen van gerechten en het vragen om de rekening. Je leert praktische zinnen zoals "Je voudrais réserver une table pour deux personnes, s'il vous plaît" en "L'addition, s'il vous plaît, nous avons fini de dîner", die onmisbaar zijn bij het uit eten gaan in een Franstalig land.
Onderwerpen en voorbeelden
- Reserveren: leren hoe je een tafel kunt reserveren, bijvoorbeeld: "Avez-vous une table de libre pour demain soir?"
- Bestellen van eten en drinken: oefenen met zinnen zoals "Je voudrais commander le plat du jour et une boisson"
- Vragen over het menu: zoals "Quels sont les plats du jour ?" en "Le dessert est-il fait maison ?"
- Betalen en service: woorden en uitdrukkingen rondom de rekening en fooi, bijvoorbeeld "Nous avons laissé un pourboire au serveur"
Belangrijke woordenschat
Leer woorden die je vaak op tafel of bij het bestellen tegenkomt: le menu, le plat, la boisson, le dessert, l'addition. Ook essentiële werkwoorden zoals commander (bestellen), réserver (reserveren) en laisser un pourboire (een fooi geven) worden behandeld.
Let op de verschillen met het Nederlands
In het Frans wordt bij de passé composé vaak een hulpwerkwoord (zijn of hebben) gebruikt, bijvoorbeeld "Nous sommes allés au restaurant" (We zijn naar het restaurant gegaan), waar in het Nederlands meestal alleen de verleden tijd volstaat. Daarnaast is het gebruikelijk om beleefde en formele zinnen te gebruiken bij bestellen, zoals "Je voudrais" in plaats van het simpelere Nederlandse "Ik wil". In Nederlandse restaurants zeggen we "mag ik de rekening?", in het Frans is dat netter met "L'addition, s'il vous plaît", wat letterlijk betekent "De rekening, alstublieft".
Enkele voorbeeldzinnen die handig zijn om te onthouden:
- Je voudrais commander un plat de poisson, s'il vous plaît.
- La réservation a été faite pour une table à 20 heures.
- Pouvez-vous apporter l'addition quand vous aurez terminé ?
- J'ai laissé un pourboire au serveur ce soir.