Regardez la vidéo et reconnaissez les mots : les courses, faire les courses, le panier, la marque, économiser, payer, le prix.
Bekijk de video en herken de woorden: boodschappen, boodschappen doen, het mandje, het merk, besparen, betalen, de prijs.

Oefening 1: Video

Instructie: Bekijk de video en bespreek wat je begrijpt met je docent.

Oefening 2: Dialoog

Instructie: 1. Lees de dialoog in tweetallen. 2. Memoriseer de zinnen door de vertaling af te dekken. 3. Dek de regels van één spreker af, geef alternatieve antwoorden met je leraar en schrijf ze op.

Conversation d'un couple sur les courses de la semaine.

Gesprek van een stel over de boodschappen van de week.
1. Léo: Bonjour Madame, je voudrais des fruits pas chers, s’il vous plaît. (Goedendag mevrouw, ik wil graag goedkope fruit, alstublieft.)
2. Vendeuse: Bonjour ! Aujourd’hui, les pommes sont en promotion. (Hallo! Vandaag zijn de appels in de aanbieding.)
3. Léo: Ah bon ? Elles coûtent combien le kilo ? (Echt? Hoeveel kosten ze per kilo?)
4. Vendeuse: 1,50 € le kilo, c’est moins cher que d’habitude. (1,50 € per kilo, dat is goedkoper dan gewoonlijk.)
5. Léo: D’accord, je vais en prendre deux kilos. (Oké, ik neem er twee kilo van.)
6. Vendeuse: Et pour les légumes, vous avez des bons prix ? (En voor de groenten, heeft u goede prijzen?)
7. Léo: Oui, les carottes et les tomates sont aussi en promotion. (Ja, de wortelen en tomaten zijn ook in de aanbieding.)
8. Vendeuse: Parfait, je les mets sur ma liste. (Perfect, ik zet ze op mijn lijst.)
9. Léo: Vous avez de la viande en réduction ? (Heeft u vlees in de uitverkoop?)
10. Vendeuse: Oui, le poulet est à -20 % aujourd’hui. (Ja, de kip is vandaag met 20% korting.)
11. Léo: Est-ce que je peux payer par carte ? (Kan ik met kaart betalen?)
12. Vendeuse: Oui, vous pouvez payer par carte ou en espèces. (Ja, u kunt met kaart of contant betalen.)

Oefening 3: Vragen over de tekst

Instructie: Lees de bovenstaande tekst en kies het juiste antwoord.

1. Que cherche Léo au début du dialogue ?

(Wat zoekt Léo aan het begin van de dialoog?)

2. Quels produits sont en promotion aujourd’hui ?

(Welke producten zijn er vandaag in promotie?)

3. Comment Léo veut-il payer ses courses ?

(Hoe wil Léo zijn boodschappen betalen?)

4. Est-ce que la vendeuse propose une autre méthode de paiement ? Laquelle ?

(Stelt de verkoopster een andere betaalmethode voor? Welke?)

Oefening 4: Openingsvragen voor gesprekken

Instructie: Bespreek de volgende vragen met je leraar met behulp van de woordenschat uit deze les, en schrijf je antwoorden op.

  1. Quels fruits et légumes sont en promotion dans le dialogue ?
  2. Welke fruit en groenten zijn in de aanbieding in de dialoog?
  3. Comment Léo choisit-il les produits pour sa liste de courses ?
  4. Hoe kiest Leo de producten voor zijn boodschappenlijst?
  5. Quelle question Léo pose-t-il à propos du paiement ?
  6. Welke vraag stelt Leo over de betaling?
  7. Parlez d’une fois où vous avez fait les courses et comparé les prix entre différents produits.
  8. Vertel over een keer dat je boodschappen hebt gedaan en de prijzen tussen verschillende producten hebt vergeleken.