Oefening 1: Woordbingo
Instructie: 1. Luister minimaal twee keer naar de video en geef de woorden aan die je hoort. 2. Gebruik de woorden om een gesprek te vormen met je docent (schrijf je gesprek op). 3. Memoriseer de woorden met de woordentrainer.
Woord | Vertaling |
---|---|
les métiers | beroepen |
les ingénieurs en informatique | de computeringenieurs |
les salaires | de salarissen |
les avocats | de advocaten |
les médecins spécialistes | de gespecialiseerde artsen |
leur travail | hun werk |
les pilotes de ligne | de lijnpiloten |
Oefening 2: Dialoog
Instructie: 1. Lees de dialoog in tweetallen. 2. Memoriseer de zinnen door de vertaling af te dekken. 3. Dek de regels van één spreker af, geef alternatieve antwoorden met je leraar en schrijf ze op.
Marc est médecin et Sophie est ingénieure. Tous les deux parlent de leur travail.
1. | Marc: | C’est quoi ton métier ? | (Wat is jouw beroep?) |
2. | Sophie: | Je suis médecin cardiologue. Je travaille à l’hôpital. Et toi ? | (Ik ben cardioloog. Ik werk in het ziekenhuis. En jij?) |
3. | Marc: | Moi, je suis ingénieure en informatique. | (Ik ben informatica-ingenieur.) |
4. | Sophie: | Ah, c’est intéressant ! Est-ce que tu aimes ton travail ? | (Ah, dat is interessant! Vind je je werk leuk?) |
5. | Marc: | Oui, j’aime programmer. Et toi ? | (Ja, ik hou van programmeren. En jij?) |
6. | Sophie: | Oui, j’aime soigner les patients et aider les gens. | (Ja, ik hou ervan om patiënten te verzorgen en mensen te helpen.) |
7. | Marc: | Est-ce que tu travailles où en ce moment ? | (Werk je momenteel ergens?) |
8. | Sophie: | Je travaille à l’hôpital de Lyon. | (Ik werk in het ziekenhuis van Lyon.) |
Oefening 3: Vragen over de tekst
Instructie: Lees de bovenstaande tekst en kies het juiste antwoord.
1. Quel est le métier de Sophie ?
(Wat is het beroep van Sophie?)2. Où travaille Sophie ?
(Waar werkt Sophie?)3. Quel est le travail de Marc ?
(Wat is het beroep van Marc?)4. Qu’est-ce que Sophie aime dans son travail ?
(Wat vindt Sophie leuk aan haar werk?)Oefening 4: Openingsvragen voor gesprekken
Instructie: Bespreek de volgende vragen met je leraar met behulp van de woordenschat uit deze les, en schrijf je antwoorden op.
- Quel est ton métier et pourquoi as-tu choisi ce travail ?
- Où travailles-tu et que fais-tu dans ton travail ?
- Qu'est-ce que tu aimes dans ton métier ?
- As-tu déjà travaillé dans un autre domaine ou souhaites-tu changer de profession ?
Oefening 5: Oefening in context
Instructie: Décris la première offre d'emploi que tu vois (diplôme, mission, contrat, salaire).