Leer in deze les hoe je in het Frans geometrische vormen en textuureigenschappen omschrijft, en ontdek de basis van eenvoudige ontkenningen met 'ne... pas'. Praktische dialogen en oefeningen helpen je deze vaardigheden actief te gebruiken in dagelijkse situaties.
Luister- en leesmateriaal
Oefen woordenschat in context met echte materialen.
A1.27.1 Lecture
L'architecture de l'Assemblée nationale
De architectuur van de Nationale Vergadering
Woordenschat (14) Delen Gekopieerd!
Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Zinnen herschikken
Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.
Oefening 2: Een woord matchen
Instructie: Kom de vertalingen overeen
Oefening 3: Clusteren van woorden
Instructie: Classificeer de woorden op basis van of ze een geometrische vorm aanduiden of een textuur- of diktekenmerk.
Formes géométriques
Qualités de texture ou d'épaisseur
Oefening 4: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
Arrondi
Afgerond
2
Étroit
Smal
3
Dur
Hard
4
Le losange
De ruit
5
Épais
Dik
Exercice 5: Gespreksoefening
Instruction:
- Beschrijf de afbeeldingen en vergelijk ze. (Beschrijf de afbeeldingen en vergelijk ze.)
- Vraag de anderen wat ze liever hebben. Kleinere of grotere auto's, ... ? (Vraag de anderen wat ze liever hebben. Kleinere of grotere auto's, .... ?)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Voorbeeldzinnen:
Cette voiture est petite et vieille. Deze auto is klein en oud. |
Cette voiture est plus grande et plus récente. Die auto is groter en nieuwer. |
Les garçons portent des pantalons plus amples. De jongens dragen bredere broeken. |
Quelle voiture préférez-vous ? Welke auto heb je liever? |
Je préfère une voiture plus petite mais plus moderne. Ik geef de voorkeur aan een kleinere maar modernere auto. |
Je préfère les vieilles voitures. Ik geef de voorkeur aan oude auto's. |
La rue est très étroite. De straat is erg smal. |
... |
Oefening 6: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 7: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Je ___ la forme arrondie du vase sur la table.
(Ik ___ naar de afgeronde vorm van de vaas op de tafel.)2. Tu ne ___ pas le losange sur le mur.
(Jij ___ niet naar de ruit op de muur.)3. Il ne ___ pas la large ligne, il cherche le triangle pointu.
(Hij ___ niet naar de brede lijn, hij zoekt de scherpe driehoek.)4. Nous ne ___ pas seulement les formes du carré et du rectangle.
(Wij ___ niet alleen naar de vormen van het vierkant en de rechthoek.)Oefening 8: Een bezoek aan het museum voor moderne kunst
Instructie:
Werkwoordschema's
Regarder - Kijken
Présent
- je regarde
- tu regardes
- il/elle/on regarde
- nous regardons
- vous regardez
- ils/elles regardent
Porter - Dragen
Présent
- je porte
- tu portes
- il/elle/on porte
- nous portons
- vous portez
- ils/elles portent
Être - Zijn
Présent
- je suis
- tu es
- il/elle/on est
- nous sommes
- vous êtes
- ils/elles sont
Appeler - Bellen
Présent
- j'appelle
- tu appelles
- il/elle/on appelle
- nous appelons
- vous appelez
- ils/elles appellent
Vouloir - Willen
Présent
- je veux
- tu veux
- il/elle/on veut
- nous voulons
- vous voulez
- ils/elles veulent
Oefening 9: La négation simple
Instructie: Vul het juiste woord in.
Grammatica: De eenvoudige ontkenning
Toon vertaling Toon antwoordenne sommes, ne manges, ne portes, n'ai, ne sortent, ne voit, ne voulons, ne buvez
Grammatica Delen Gekopieerd!
We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!
Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les Delen Gekopieerd!
Regarder kijken Delen Gekopieerd!
present
Frans | Nederlands |
---|---|
(je/j') regarde | ik kijk |
(tu) regardes | jij kijkt |
(il/elle/on) regarde | hij/zij/men kijkt |
(nous) regardons | wij kijken |
(vous) regardez | jullie kijken/u kijkt |
(ils/elles) regardent | zij kijken |
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Frans oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.
Introductie tot Vorm en Ontkenning in het Frans
Deze les 'Shapes and forms' helpt je de basis Franse woorden en zinsstructuren te leren die je nodig hebt om vormen te beschrijven en eenvoudige ontkenningen te maken. Je leert bijvoorbeeld woorden voor geometrische vormen zoals le carré (het vierkant), le cercle (de cirkel), le triangle (de driehoek) en le rectangle (de rechthoek). Daarnaast ontdek je hoe je kwaliteiten als dur (hard), mou (zacht), épais (dik) en fin (dun) kunt omschrijven.
Ontkenning en dagelijkse dialogen
Een belangrijk onderdeel is het gebruik van de simpele ontkenning met "ne... pas", bijvoorbeeld Je ne mange pas de sucre (ik eet geen suiker). Praktische dialogen over alledaagse situaties zoals boodschappen doen, op kantoor of in het café geven je directe handvatten om deze vormen en ontkenningen in context te gebruiken.
Voorbeeldzinnen en oefeningen
- "Le triangle est pointu et facile à reconnaître." (De driehoek is spits en makkelijk te herkennen.)
- "Tu ne portes pas de vêtements étroits." (Je draagt geen strakke kleding.)
- "La table est large mais un peu basse." (De tafel is breed maar wat laag.)
- "Nous ne voyons pas de losanges dans cette collection." (Wij zien geen ruiten in deze collectie.)
Daarnaast biedt de les ook dialoogkaarten en oefeningen met invulzinnen om de vaardigheden te oefenen. De nadruk ligt op spreken, begrijpen en het correct vervoegen van werkwoorden in de tegenwoordige tijd.
Verschillen tussen Nederlands en Frans
Een belangrijk verschil is de ontkenningsconstructie: waar wij in het Nederlands vaak alleen "niet" gebruiken, werkt het Frans meestal met "ne... pas" rond het werkwoord (bijv. Je ne mange pas). Let op dat het 'ne' in gesproken taal soms weggelaten wordt, wat in het A1-niveau nog niet aan bod komt.
Enkele handige woorden en zinnen zijn:
Le carré = het vierkant, le cercle = de cirkel, ne... pas = niet, Je ne veux pas = ik wil niet.